Offerfeest is liefde voor de Almachtige en medemens

“Moge de vrede en de genade van de Almachtige met u zijn,” zo begint minister Soewarto Moestadja van Binnenlandse Zaken zijn jaarlijkse boodschap in verband met het offerfeest, Ied-Ul-Adha.

De nadruk van het grootste islamitische feest ligt volgens de bewindsman op de liefde voor de Almachtige en de medemens, ongeacht hun geloofsovertuiging. “Het bezoeken van vrienden, kennissen, armen en zieken en hen laten meedelen in het offer waarmee de Almachtige is bedankt, is inherent aan deze viering.” Hij wijst erop dat het offeren van slachtvee hierdoor een diepere betekenis heeft, het gaat over opoffering, naastenliefde en vrijgevigheid.

Moestadja zegt dat in onze multireligieuze gemeenschap het offerfeest een uitstekende gelegenheid is om de onderlinge banden tussen sociale klassen en relaties dichter naar elkaar te trekken, dwars door alle lagen heen. “Wij moeten als volk ook de bereidwilligheid kunnen tonen om opofferingsgezindheid, naastenliefde en vrijgevigheid naar elkaar toe aan de dag te leggen als essentiële ingrediënten om met elkaar samen te werken en daarmee de ontwikkeling van ons land gezamenlijk ter hand te nemen.”

Wereldwijd vieren miljoenen moslims morgen het offerfeest. Het feest herinnert aan het verhaal van de profeet Ibrahim die uit zuivere gehoorzaamheid en onderwerping aan de Almachtige bereid was zijn eerste zoon, Ismaël, aan hem te offeren. Toen Ibrahim tot de daad wilde overgaan, kreeg hij een schaap als offerdier in plaats van Ismaël. In navolging van dit verhaal slacht elke moslim die er het geld voor heeft een schaap, geit, koe, os, buffel of kameel.
Het vlees van het offerdier wordt in drieën verdeeld. Een deel is voor de familie, een deel is voor de buren, vrienden en relaties en het derde deel voor de armen.