Column: Klagen in vooruitgang
25 Mar 2013, 14:30
foto
Sandew Hira (foto: www.iisr.nl)


De afgelopen weken was ik in Suriname voor het maken van een documentaire over Hindostaanse contractarbeid. Het was een buitengewoon aangename ervaring. Niet in de laatste plaats omdat ik daardoor in de gelegenheid was om oude vrienden en vriendinnen te spreken en de vriendschapsbanden aan te halen.

Ik merk dat er soms een verschil is in mijn perceptie van hoe het met hen gaat en hun perceptie van hun eigen ontwikkeling.
Sommige van mijn vrienden klagen over stagnatie en het gebrek aan vooruitgang in Suriname.

Neem Nita Ramcharan, hoofdredacteur van Starnieuws. Zij maakt van dichtbij mee hoe moeilijk het is om een kritische pers in Suriname te ontwikkelen. Ze klaagt steen en been hierover. Maar ik vergelijk de situatie met vijf jaar geleden, toen Starnieuws niet bestond. Publieke discussies waarin inhoudelijke argumenten over en weer gaan, zag ik amper in de media. Mede dankzij Starnieuws worden die discussies nu wel gevoerd. Dat is voor mij vooruitgang mede dankzij Nita. Maar in haar beleving wordt dat overschaduwd door de zorgen van alledag.

Een soortgelijke discussie had ik met Faiq Lallmohamed van SKY radio en televisie. Lange tijd was SKY een onverholen propagandazender van een politieke partij, de NDP. De laatste jaren probeert Faiq de zender om te bouwen tot een journalistieke nieuwszender waar hoor- en wederhoor een belangrijk principe is. Faiq heeft een Nederlandse dame erbij gehaald met de oerHollandse naam Froukje. Het is een poging om de zender te professionaliseren in journalistieke zin. Froukje doet flink mee in de discussies over wat de zender moet brengen, heb ik mogen meemaken. Toen ik in Suriname was, werd Chan Santokhi uitgebreid aan het woord gelaten. SKY heeft nu problemen met ministers in de coalitieregering die weigeren hun medewerking te geven omdat SKY-journalisten kritische vragen aan hen stellen. Voor Faiq zijn dat de zorgen van alledag en een teken van stagnatie. Voor mij is dat vooruitgang omdat de worsteling om te veranderen van een propagandazender in een nieuwszender geen gemakkelijke uitdaging is. En toch probeert hij het maar.

Net als Nita en Faiq klaagt ook Farid Ketwaru, voorzitter van de Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie (NSHI) met regelmaat. NSHI exploiteert het Lalla Rookh complex, dat ooit een vervallen ruïne was en nu een modern complex met faciliteiten voor trouwerijen en feesten, vergaderingen, meetings en workshop en onlangs is een tweede gedeelte geopend met bedrijfsruimten en een congresauditorium. Farid klaagt over de gebrekkige financiële steun vanuit de gemeenschap en de overheid. Hij klaagt over Hindostanen die na een huwelijksfeest het hele terrein achterlaten met bakken masala saus, cups, borden etc. Iemand moet worden ingehuurd om het hele terrein weer schoon te maken.
Maar intussen rijdt hij met regelmaat over de weg die ze hebben aangelegd om het hele terrein heen om me te laten zien wat ze bereikt hebben (“Lalla Rookh ringweg” noemt hij het). Het is nogal wat: met vrijwilligers zo’n enorm project van de grond trekken en in stand weten te houden zonder overheidssubsidie is een gigantische prestatie waar je best trots op mag zijn. En nu wil hij een museum van de grond trekken. Het gebouw staat er al. Dat is al een geweldige mijlpaal. Maar als je in de zorgen van alledag zit (de ruimtes moeten wel verhuurd worden) dan zie je dat soms niet.

Ik zou willen dat ik mijn vrienden een hart onder de riem kon steken: wees vaker trots op wat je bereikt hebt. Het kan helpen om de zorgen van alledag het hoofd te kunnen bieden.

Ik heb ook het andere geluid meegemaakt: dat van optimisme en een zonnige toekomst. Ik was bij het Nationaal Archief, toen ik buiten een oude vriendin, Marlène Babel, van haar fiets zag stappen. Ik ging naar haar toe. We gaven elkaar een warme brasa. “Ik zit een half jaar hier en een half jaar in Nederland,” vertelde ze. Ze is in het Nationaal Archief om onderzoek te doen naar haar familiegeschiedenis. “Ik ben geweldig trots op Suriname”, begint ze, zomaar uit het niets. “Dit gebouw en deze mensen zijn een geweldige steun voor me. Het personeel is professioneel en oprecht gemotiveerd om je te helpen. Het is een lust om hier onderzoek te doen.”
Wat een ander geluid dat vroeger, toen van alle overheidskantoren werd gezegd dat daar de meest ongemotiveerde mensen werken die liever uit hun neus zitten te peuteren dan te werken. Kennelijk verandert er iets in Suriname. Je kunt je ogen ervoor sluiten, maar waarom zou je?

Bij het maken van de documentaire heb ik tientallen jonge mensen ontmoet en die meespeelden in de dramatische scènes die we voor de documentaire moesten schieten. Die jonge mensen waren inspirerend. Zonder veel acteerervaring gingen ze helemaal voor de documentaire. Ze droegen de pagri’s (hoofddeksels) en dhoti’s. Ze lachten als ze vrij hadden en waren doodserieus als ze moesten acteren. Ze waren humoristisch op hun tijd en gedisciplineerd als het nodig was. Ze waren buitengewoon inspirerend.
Ze brachten het verhaal van contractarbeid tot leven: in dialogen, in scènes waarin ze gezweept werden, in opstanden die leidden tot de moord op de enige vrouwelijke leider: Tetary. Wie wil klagen over de jeugd van Suriname, moet niet bij mij komen. Ik kan ze voorbeelden tonen die klagen doet veranderen in inspireren.

Neem Tanya Sitaram, historica en werkzaam bij het Nationaal Archief. Ik heb intensief met haar samengewerkt, omdat zij voor de documentaire het archiefonderzoek heeft gedaan en het verhaal voor de camera vertelt. Tanya is aan de ene kant de professionele vakvrouw die precies weet wat van haar als historica verwacht wordt. Aan de andere kant is zij het verlegen Hindostaanse meisje dat mij heel traditioneel aanspreekt met minimaal twee woorden: “Jawel meneer Baboeram”, “Ik zoek het uit, meneer Baboeram”, “Dat klopt niet helemaal, meneer Baboeram”. Iemand die zo intensief met mij samenwerkt, zou me gewoon met mijn voornaam moeten aanspreken, vind ik.
Ik vroeg Tanya: “Tanya, zou je me in het vervolg gewoon met ‘Dew’ willen aanspreken.”
Tanya: “Jawel, meneer Baboeram”.

Je haalt het er niet uit, en misschien is dat maar het beste. Je hoeft niet alles te veranderen.

Toen ik de jonge acteurs in traditionele Hindostaanse kleding zag, moest ik aan mijn aja, mijn grootvader, denken. Hij was uit India gekomen. Ik heb hem nooit anders gekend dan in een dhoti en met een pagri. Hij was toen net zo jong als onze acteurs. Die acteurs brengen met hun acteerprestaties een ode aan de eerste generatie Hindostanen, die veel offers hebben gebracht om hun kinderen en kleinkinderen een beter leven te bezorgen.

In juni zal de documentaire in Suriname worden gepresenteerd. Ik heb me voorgenomen om daar te verschijnen in een pagri en een dhoti uit respect en als een eerbetoon aan mijn grootvader en zijn generatie.

Sandew Hira
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May