Column: Etnische reflexen overwonnen
12 Nov 2012, 13:30
foto
Soerin Narain (foto: Stichting Hindustani)


Afgelopen week zond Stichting Hindustani in Den Haag onder leiding van Soerin Narain haar nieuwsbrief uit per email. Daarin werd een Sinterklaasfeest aangekondigd op 25 november. De tekeningen waren van Sinterklaas met de typische Zwarte Piet. Een vrolijk kinderfeest was de gedachte.

Al jaren vechten anti-racisten tegen dit stuk ongeciviliseerde cultuur waarin met een kinderfeestje een onbeschaafd gedachtegoed breed wordt uitgedragen in de Nederlandse samenleving. Kinderen krijgen al op jonge leeftijd racistische ideeën ingeprent met liedjes als “Al is hij nog zo zwart als roet, hij meent het toch zo goed.” Stel je voor dat er een feest zou bestaan waarin over Joden werd gezongen “Al is zijn neus nog zo scheef als de toren van Pisa, je kunt hem best wel met geld vertrouwen.” Nederland zou op zijn kop staan vanwege zoveel anti-semitisme. Stel dat Sinterklaas niet met zwarte pieten op staat zou rennen, maar met kleine Joodse jongetjes met pijpenkrullen onder begeleiding van een lied als: “Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht.” De Joodse organisaties zouden Nederland voor het hoogste gerecht slepen.

De laatste jaren is er een verandering zichtbaar. Er tekenen zich kleine breuken af in het witte bastion. Het Hollandse supermodel Doutzen Kroes en de zangeres Anouk hebben zich in het openbaar uitgesproken tegen het lage beschavingsniveau van dit feest. Het afgelopen jaar heeft in de Nederlandse media zelfs een heuse discussie gewoed n.a.v. de arrestatie van twee zwarte activisten die niets anders deden dan met een T-shirt staan bij een Sinterklaas optocht met het opschrift: Zwarte Piet is racisme.

In dit klimaat werd de mail van Stichting Hindustani verstuurd. Vrij snel daarna kreeg ik mails van zwarte activisten als Barryl Biekman en Kaikusi. “Broeder Sandew, jij bent zo tegen het racistische Sinterklaasfeest. Zie, wat je Hindostaanse broeders doen. Wat ga je hiermee doen?”

Die vraag zette één van mijn mooiste ervaringen in het leven in beweging. Ik belde Soerin Narain op met de vraag om een gesprek te hebben naar aanleiding van zijn mail en legde hem uit dat ik van plan was het onderwerp aan te kaarten in mijn column, maar dat ik graag eerst zijn mening wilde weten. Ik legde uit hoe ik aankijk tegen het racistische karakter van het Sinterklaasfeest en waarom juist Hindostanen – die vroeger met het scheldwoord 'koelie' werden aangeduid – zouden moeten aanvoelen wat het betekent om vernederd te worden.

Soerin reageerde direct positief. Hij maakt per mail een afspraak en nam ook onmiddellijk een standpunt in: het is nooit zijn bedoeling geweest om wie dan ook te kwetsen.
Het gesprek duurde vijf minuten en dat was voldoende. Soerin legde uit dat hij zich nooit had bezig gehouden met de hele discussie over Sinterklaas en dat het voor hem compleet nieuw was. Naar aanleiding van de mailwisseling tussen Barryl, Kaikusi en mij realiseerde hij zich dat hij helemaal fout zat met het feest. Hij bood zijn verontschuldigingen aan en vroeg die over te brengen aan alle anderen, gaf aan dat op 25 november het kinderfeest wel doorgaat maar zonder zwarte piet en op het feest uitleg gegeven zal worden over waarom Zwarte Piet kwetsend en racistisch is. Ook zal hij de komende jaren rond 5 december een kinderfeest organiseren (zoals ze dat elk jaar doen), maar dan zonder het hele Sinterklaasgedoe. Hij had de situatie met de vrijwilligers besproken. Daaronder zijn niet alleen Hindostanen, maar ook Polen en Irakezen die in het buurthuis met zijn stichting samenwerken. En die waren allen van mening dat ze moesten kappen met de traditie van Zwarte Piet en Sinterklaas.

Soerin heeft verschrikkelijk veel indruk op me gemaakt. Hier praat een nieuwe generatie van Hindostaanse voormannen.

Radj Bhondoe is voorzitter van de Hindoeraad in Nederland. Hij legt me uit hoe hij opgegroeid is met die oude generatie. “Wij zijn altijd bang gemaakt door onze leiders. De ‘Creool’ was onze vijand. Die heeft ons jarenlang vernederd. Op school werden onze zusters aan hun haren getrokken. Wij werden om het minste of geringste bedreigd met klappen omdat we een Creool schuin zouden hebben aangekeken. In dat klimaat hebben we geleerd om tegen alles te zijn wat Creools is. We reageren met een reflex. Als de Creool A zegt, dan zijn we tegen A. We zijn tegen alles wat de Creool naar voren brengt. We luisteren niet eens.”

Hij vervolgt: “Maar we zijn die mentaliteit aan het ontstijgen. We leren zelfstandig te denken en niet vanuit een reflex te handelen maar vanuit een visie.”
Hij formuleert ook die visie: “De Hindoe filosofie leert ons dat wij geen onderscheid mogen maken, immers in een ieder van ons (ongeacht etniciteit, klasse, stand, sekse etc) huist dezelfde goddelijke essentie. Dit verhaal is zo fundamenteel dat ik het daarom zo jammer vind dat onze leiders hier niets mee gedaan hebben. De Hindoestaanse religieuze en politieke leiders hebben van de eigen achterban zwakke, bange en neurotische mensen gemaakt door de Creool als vijand neer te zetten.”

Radj Bondhoe stelt dus dat we in onze inter-etnische verhoudingen niet meer vanuit een reflex, maar vanuit een visie moeten handelen.

En dit is wat Soerin heeft gedaan en eigenlijk iedereen die in dit proces betrokken was. Als je vanuit een reflex reageert, kun je zeggen: “Waarom word ik aangesproken als Hindostaan op het gedrag van andere Hindostanen. Ik ben toch niet verantwoordelijk voor zijn daden?”
Als je vanuit een visie reageert, dan zeg je: “Het maakt niet uit wie racisme bevordert, ik zal er altijd tegen zijn en dus altijd actie ondernemen daar waar het nodig is.”

Ook bij Afro-Surinamers heb je dit soort reflexen. Als een Hindostaan iets zegt, dan zegt de verstokte zwarte racist (die heb je ook): “Ik moet iets zeggen tegen die ‘koelie’. Ik moet altijd tegen die ‘koelie’ zijn met de nadruk op het beledigende etiket.”

Kaikusi kondigde in een mail aan dat hij op 25 november bij het feest een protestactie zou organiseren. Maar toen hij zag dat ik stappen ondernam, schreef hij mij dat hij afziet van de actie omdat we “alle ruimte en rust” moeten hebben om de zaak in harmonie te kunnen regelen.
Het was geen 'Creoolse' reflex van “ik moet tegen de Hindostaan zijn”. Het was een visie die hij treffend als volgt formuleerde: “De tijd dat de boze en slechte Hollandse kolonisten en hun trawanten, Surinaamse groepen ten nadele van elkaar konden gebruiken, is nu echt voorbij.”

We leren allemaal. Ik ben Soerin, Barryl en Kaikusi dankbaar want ze laten zien dat er een nieuwe manier van handelen is m.b.t. de etnische verhoudingen in de Surinaamse gemeenschap.

Het voorbeeld van Soerin zou gevolgd moeten worden door alle andere organisaties in Nederland: zonder schroom de ballast van het verleden van je af kunnen werpen omdat dat niets anders is dan “the right thing to do”.

Ik ben ook enorm geïnspireerd door de ontwikkelingen in Suriname en door de Culturele Unie Suriname. Het Divali feest wordt een nationaal feest. Suriname is een voorbeeld voor de wereld. Ik roep minister Lackin op om een desk in te richten bij het ministerie van Buitenlandse Zaken met de titel “Ontwikkelingshulp aan het Westen”. Lackin zou de Nederlandse ambassade in Paramaribo het aanbod moeten doen om Ashwin Adhin als consultant beschikbaar te stellen om trainingen te geven aan Nederlanders: “Hoe breng ik het beschavingsniveau van een volk omhoog in een multiculturele samenleving”. Het is ontwikkelingshulp, dus Lackin moet een budget reserveren en de consultant gratis aanbieden aan Nederland. Want dat land kampt met een diepe economische crisis.

Soerin heeft geleerd wat de gevoeligheden zijn bij Afro-Surinamers. Tot mijn verrassing heeft ook Kaikusi iets geleerd.
Toen ik hem het resultaat berichtte over het gesprek met Soerin mailde hij mij dat hij al zijn kameraden heeft uitgenodigd om bij hem thuis bara’s, phoelawri’s en roti met massala doks te nuttigen. Ik antwoordde hem dat we midden in de Divali voorbereidingen zitten en we dus vegetarisch moeten zijn hoewel ik enorme trek heb in de roti doks.
Hij wenste me prettige feestdagen en eindigde respectvol met “Subh holi”.
“Broeder Kaikusi, dat is een ander feest,” antwoordde ik respectvol.
Kaikusi: “Tangi fu opo mi ai. Wanneer is het dan en wat voor feest is het?”
“Phagwa toch, volgend jaar maart. Kom en doe mee. Want dan gaan we je onderdompelen in alle kleuren van de regenboog.”

We leren allemaal met vallen en opstaan. Soms kan zelfs bij het vallen iets waardevols zitten dat we bij het opstaan stevig in onze boezem willen vasthouden.

Sandew Hira
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May