Ingezonden: Onze rijkdom zit in onze mensen, heer minister!
14 Feb 2012, 18:00
foto
Minister Winston Lackin (Buitenlandse Zaken)


Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft onlangs een overeenkomst getekend met Canadian Bank Note voor het opzetten van een geautomatiseerd Grens Controle Systeem op de grensposten Guyana, Frans-Guyana en de Johan Adolf Pengel luchthaven.
Dit is zonder meer een goed initiatief. Onze grenzen moeten goed gecontroleerd en bewaakt worden. Het project uitgevoerd door CBN, een 100% Canadees bedrijf, kost USD 3.4 miljoen. Het teleurstellende van dit verhaal is dat het, het niveau en kwaliteit van de visie over economie (in dienst van de nationale ontwikkeling) van deze Regering, naakt blootlegt.

Allereerst moeten wij aan, niet ingewijden in het automatisering en programmeerwerk, aangeven dat het maken van een grenscontrole programma voor programmeerbedrijven, 'a piece of cake' is. Het omvat eenvoudig programmeer-werk. De programma’s bijvoorbeeld gelinkt met het buitenland en honderden points of sales, dagelijks duizenden transacties, uitslagen, betalingen, administratie, etc. etc, op de seconde administreren, beheren, controleren en exploiteren, zijn high quality complexe programmatuur gemaakt door een 100% ‘owned’ Surinaams bedrijf. Dit bedrijf maakt uitsluitend dit soort ingewikkelde programma’s en zijn producten draaien in verschillende landen.

Het is a-nationalistisch dat de regering geen enkel Surinaams bedrijf de gelegenheid heeft gegeven om mee te doen aan dit eenvoudig project. Behalve dat het project voor minder dan de helft van het overeengekomen bedrag door kwalitatief hoogstaande Surinaamse bedrijven gedaan kon worden, profileert zich een anti-nationalistisch economisch beleid van deze regering.
Het is absoluut geen zeldzaamheid dat regeringen in eerste instantie naar hun nationale doelen kijken. Het is eerder een noodzakelijkheid. De Westerse landen steunen allereerst hun eigen bedrijven bij het zakendoen. Alle rijke Westerse landen hebben in het verleden (en nu ook) hun eigen bedrijven voorkeur gegeven. Denk aan 'Amerika voor de Amerikanen', de motieven die tot de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog hebben geleid, het protectionistisch beleid in Europa, die tot de Grote Depressie en de Tweede Wereldoorlog hebben geleid.

De gedachtegang is niet onjuist. De eigen bedrijven verdienen in eigen land, geven in eigen land uit, investeren in eigen land, houden de valuta in het land, betalen eerder belastingen, creëren werkplaatsen met voorkeur voor landgenoten, bieden extra en speciale multiplier effecten en externaliteiten aan eigen land, houden van hun land of hebben belang bij welvaart in hun land. Het idee van de Latijns-Amerikaanse landen in de jaren ’50 en ’60, met name, de importsubstitutie industrialisatie (ISI: nu wetenschappelijk bewezen dat het wel groei en ontwikkeling heeft gebracht tot de oliecrisis) was naast de ‘infant industry argument’ (de kans geven aan jonge, eigen bedrijven zich te ontwikkelen en te rijpen, hetgeen hier niet gebeurt) ook nog het tegengaan van de ongunstige ‘terms of trade’ (ruilvoetverslechtering). Er ging meer valuta het land uit, dan binnenkwam (nu gaat valuta weer onnodig het land uit). Tegenwoordig geldt daarbij ook nog bij, als belangrijke productiefactor in de economie: kennis. IT is een kennisintensieve sector, die men in eigen land hoort te stimuleren.
En hoe zit het met de slogan “vertrouwen in eigen kunnen” door regeringen gescandeerd. Is dat zo, als je naar dit project kijkt?

De geschiedenis van de economie heeft een verloop: feodalisme, mercantilisme, liberale economie, gemengde (Keynes), liberalisme (Washington consensus) en na de laatste crisis weer gemengd. Hier speelt continu een rol, de verhouding tussen markt en staat. Sommige vinden dat de economie aan de markt overgelaten moet worden (marktfundamentalisme, liberalisme) en anderen aan de staat (planeconomie, communisme). De middenweg, complementariteit tussen markt en staat, blijkt nu weer in. Dat betekent dat een regering mag en moet kijken, waar en hoe zij de economie moet steunen en stimuleren. Het is haar KERNTAAK. Dan mag of moet je protectionistisch of moderner gezegd, verantwoord economisch nationalistisch zijn.
Dat heeft deze quasi-progressieve minister van BuZa, waar internationaal handel nu en met WTO heet op de agenda staat, dus duidelijk niet begrepen:
1. Men heeft te duur betaald;
2. Het geld gaat uit het land: vermindering van geldhoeveelheid en van deviezen;
3. Geen voorkeur voor kennisintensieve eigen locale bedrijven;
4. Geen vertrouwen in eigen kunnen;
5. Geen ‘opportunity’ voor lokale bedrijf;
6. Geen oog voor de positieve externaliteiten voor ons land (gevolgen die voordelen voor ons opleveren).
7. Het niet promoten of kans geven te promoten van eigen Surinaams IT bedrijf naar regio toe.

Dit soort bedrijven stimuleren, is geen primaire uitputbare grondstoffenexport met ruilvoetverslechtering en milieuschade stimuleren. Het is stimuleren van de export van waardetoevoeging, van dienstverlening als product. Het is stimuleren van efficiëntie, kennis en technologie. Het is stimuleren van lokaal ondernemerschap, van kwaliteit van de arbeidspotentie en van het uiteindelijke economisch doel: 'productieve' investeringen.

Eens voorspelde een profeet, een Inheemse handelaar dat deze een van de rijkste mensen zou worden, als hij maar op zoek ging naar zijn schat. Hij reisde de wereld af om moe, oud en verslagen terug te keren naar zijn EIGEN HUIS, waar hij op zoek ging naar een glas water. De put op zijn erf was opgedroogd. Moe pakte hij een schop en begon een nieuwe put te graven. Plotseling brak zijn schop tegen Golconda, werelds grootste diamantenmijn.

Onze rijkdom, zit in onze eigen mensen, heer minister.

Jules Ramlakhan
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May