De Surinaamse Orde van Advocaten (SOVA) heeft met belangstelling kennisgenomen van de bij De Nationale Assemblee ingediende initiatiefwetten en benadrukt dat een zorgvuldige, brede en inhoudelijke afweging noodzakelijk is bij de invoering van een derde rechterlijke instantie in Suriname. Deze initiatiefwetten behoeven uiteraard nadere bestudering alvorens daarover een standpunt kan worden ingenomen. De initiatieven zijn echter van dien aard dat de Orde een eerste reactie wenselijk acht, zegt deken van de SOVA, Alleson Freank, desgevraagd aan Starnieuws. 

Van de ingediende wetgevingsproducten springt met name het initiatief in het oog waarbij wordt voorgesteld de Grondwet te wijzigen teneinde een Surinaamse Hoge Raad in te stellen als derde rechterlijke instantie. Dit geldt te meer, aangezien de Orde sinds het eerste kwartaal van dit jaar in commissieverband actief bezig is met de verkenning van dit vraagstuk.

Dat Suriname behoefte heeft aan een derde rechterlijke instantie staat voor de Orde buiten kijf. De SOVA staat dan ook positief tegenover het feit dat dit fundamenteel rechtsstatelijk vraagstuk op de agenda wordt geplaatst. Hiermee wordt immers actief gezocht naar versterking van de rechtsbescherming van de Surinaamse burger.

De belangrijkste vraag is echter hoe een derde instantie het meest zorgvuldig en effectief kan worden ingericht. Daarbij is het van belang te benadrukken dat de instelling van een Surinaamse “Hoge Raad” niet de enige optie is. Binnen de regio hebben verschillende landen ervoor gekozen aansluiting te zoeken bij de Appellate Jurisdiction van de Caribbean Court of Justice (CCJ). In die structuur fungeert de CCJ als hoogste rechterlijke instantie voor cassatie. Beide modellen kennen hun eigen voordelen en aandachtspunten.

De commissie van de Orde heeft de opdracht beide mogelijkheden te onderzoeken. Alvorens een definitieve keuze wordt gemaakt, is het naar het oordeel van de SOVA essentieel dat beide opties - een Surinaamse “Hoge Raad” of aansluiting bij de CCJ - op objectieve en inhoudelijke gronden tegen elkaar worden afgewogen. Daarbij moet worden vastgesteld welk model het best aansluit bij de Surinaamse rechtsorde, maar ook bij de maatschappelijke realiteit.

Een dergelijke afweging vergt diepgaand en multidisciplinair onderzoek, waarbij niet alleen staatsrechtelijke en juridische aspecten in ogenschouw worden genomen, maar ook de praktische uitvoerbaarheid centraal staat. Het recht moet immers niet alleen theoretisch consistent zijn, maar ook in de dagelijkse praktijk effectief, toegankelijk en duurzaam functioneren.

Op de laatst gehouden algemene ledenvergadering heeft de commissie haar eerste bevindingen aan de vergadering gepresenteerd. Op verzoek van de leden zal de Orde op korte termijn een discussieavond organiseren, met als doel bij te dragen aan een breed gedragen, zorgvuldig onderbouwde en praktisch werkbare inrichting van de derde rechterlijke instantie.

De Orde acht het in elk geval van groot belang dat, ongeacht het gekozen model voor een derde instantie, alle aspecten zorgvuldig worden onderzocht. Daarnaast is maatschappelijk en professioneel draagvlak voor de uiteindelijke inrichting van de derde instantie een vereiste. Relevante stakeholders - waaronder de rechterlijke macht, de advocatuur, het Openbaar Ministerie en andere rechtspraktijkbeoefenaars - dienen daarbij op zorgvuldige en tijdige wijze te worden betrokken.

Met betrekking tot het voorstel tot verlaging van de pensioenleeftijd van de procureur-generaal (pg) merkt de SOVA op dat, hoewel er binnen de Orde geen principiële bezwaren bestaan tegen een bepaalde leeftijdsgrens voor deze functionaris, bij de invoering van dergelijke veranderingen steeds een helder beeld moet bestaan van de beschikbare menskracht. Daarnaast geldt op grond van behoorlijk bestuur dat een dergelijke wijziging in beginsel slechts van toepassing kan zijn op toekomstige functionarissen.

Ook hier benadrukt de SOVA dat voor deze en andere hervormingen van het Openbaar Ministerie afstemming met de organisatie zelf en met andere stakeholders essentieel is. Tevens vraagt de Orde zich af hoe deze initiatiefwet zich verhoudt tot het reeds bij De Nationale Assemblee ingediende wetsontwerp dat betrekking heeft op de hervorming van de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie.

De Orde betreurt het dat zij voorafgaand aan de indiening van de initiatiefwetten niet is geconsulteerd en herhaalt haar bereidheid om een constructieve bijdrage te leveren aan wetgevingsprocessen. Tegelijkertijd is de Orde positief gestemd over de toezegging van de president van de Republiek Suriname dat de stakeholders bij de verdere behandeling van de voorstellen zullen worden geraadpleegd.

De Surinaamse Orde van Advocaten blijft zich constructief en deskundig inzetten voor de verdere versterking van de Surinaamse rechtsstaat en ziet de voortzetting van de maatschappelijke en parlementaire gedachtewisseling hierover met vertrouwen tegemoet.