André Ajintoena, voorzitter van Stichting Moiwana. (Foto's: Ranu Abhelakh)
De pijn van de nabestaanden van de Decembermoorden is dezelfde die de nabestaanden van de Moiwana-moorden uit 1986 voelen, zegt André Ajintoena, voorzitter van Stichting Moiwana. “Ik ben vandaag weer aanwezig om samen de strijd aan te gaan voor gerechtigheid. De beweging is gestart met de 8 December-zaak en nu ook onze Moiwana-zaak bij de rechter-commissaris,” lichtte hij maandag toe tijdens de jaarlijkse bloemenhulde op Bastion Veere, Fort Zeelandia.

Ajintoena, zelf ook nabestaande, is hoopvol dat het gerechtelijk vooronderzoek (GVO) in de Moiwana-zaak zal leiden tot een rechtszaak. “Wij verwachten dat het eerste vonnis gerespecteerd wordt en dat degenen die de ‘ogri’ hebben gepleegd in Moiwana, hun straf krijgen. Daar staan wij honderd procent achter.”
Het Openbaar Ministerie vroeg in oktober een GVO aan bij de rechter-commissaris. Volgens Ajintoena zijn de personen die door de politie zijn gehoord niet langer bang om te getuigen in een rechtszaak. Zij putten hoop en kracht uit de recente ontwikkelingen in de 8 December-zaak.

Advocaat Hugo Essed bij de bloemenhulde. 

De strijd die de nabestaanden van 8 december jarenlang voerden, geeft hoop, stelt Ajintoena. “Meer nog: het vonnis. Enkele veroordeelden zitten hun straf nu uit.” Voor de gruwelijke gebeurtenissen van 29 november 1986, waarbij ongeveer 39 dorpsbewoners – onder wie vrouwen en kinderen – werden gedood, houdt Ajintoena de staat Suriname verantwoordelijk. Hij is daarom verheugd over de recente uitspraak van president Jennifer Simons in de gratiekwestie. “Bepaalde personen dachten dat juist president Simons een andere stap zou nemen, maar dat heeft ze niet gedaan. Ze respecteert de rechtsstaat en het vonnis.”

Ajintoena steunt ook de rechtsvordering die vorige week is ingesteld door de nabestaanden en erfgenamen van de slachtoffers van 8 december.
Advocaat Hugo Essed, die maandag eveneens aanwezig was bij de herdenking, legt uit dat hij de rechter heeft verzocht om de staat Suriname te veroordelen tot eerherstel en tot schadeloosstelling van de erfgenamen. Hij vertegenwoordigt 60 nabestaanden.

“Eerherstel betekent het herstel van de goede naam van de slachtoffers en hun families, die langer dan 40 jaar door de staat Suriname, meneer Bouterse en zijn Militair Gezag zijn bezoedeld, vernederd en opgejaagd,” zegt Essed. “Het wordt hoog tijd dat hiervoor excuus wordt aangeboden. Dat ligt vervat in het verzoekschrift en zal ik in de rechtszaal uiteenzetten.” Volgens Essed is de staat verantwoordelijk en is de president de meest aangewezen persoon om excuses aan te bieden.

Ajintoena sluit zich hierbij aan: “Ik vind dat alle presidenten een spijtbetuiging hadden moeten doen. Wij hebben dit ook gevraagd aan de regeringen-Bouterse 1 en 2, maar kregen geen gehoor. Als president Simons namens de staat Suriname excuses aanbiedt, zou ik daar heel blij om zijn. Dat zal het vertrouwen in de samenleving versterken.” De Moiwana-zaak werd volgens hem tijdens regering-Santokhi weer opgepakt en komt nu in beweging.

In 2005 veroordeelde het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens de staat Suriname al in de Moiwana-zaak. Enkele onderdelen van dat vonnis zijn uitgevoerd, waaronder het publieke pardon door wijlen president Ronald Venetiaan, die in Moengo excuses aanbood namens de staat.

Het strafrechtelijk onderzoek door het OM is eveneens onderdeel van dat vonnis. Met het in oktober ingestelde GVO krijgt de rechter-commissaris nu ruimere bevoegdheden, waaronder het verplicht horen van getuigen of – indien nodig – het toepassen van dwangmiddelen. Het OM stelt dat de Moiwana-zaak betrekking heeft op de gewelddadige gebeurtenissen van 29 november 1986 in het district Marowijne, waarbij tientallen dorpsbewoners om het leven kwamen tijdens een militaire actie.