De regering zit bijna op acht procent van haar regeertermijn en heeft nog het voordeel van de twijfel. Meestal houdt dat op bij twintig procent, wanneer je beter kunt zien welke richting het opgaat. Sommigen gebruiken liever een presidentiële zwangerschapsmetafoor: na negen maanden verwachten ze een “voelbaar” beleid. Voorlopig is iedereen het erover eens dat het land er nog slecht aan toe is en een krachtig medicijn ontbreekt. De president troost, toont begrip, vraagt geduld en deelt bij wijze van spreken paracetamol uit. Ambtenaren en sociaal zwakkeren krijgen eenmalig SRD 1.000. Dat is belangrijk, maar geen beleid.

Het eerste trimester van deze coalitie stond in het teken van wenselijkheden en vrome woorden: “allemaal hand in hand, zij aan zij, schouder aan schouder”. Ondertussen blijven de kosten voor levensonderhoud stijgen. Het volk is afwachtend. Het is nog te vroeg om het hete asfalt op te gaan richting kabinet. “Modderwater krijg je niet in één dag schoon,” zei de president. Wat niet helpt, is filters vervangen door andere oude filters. Wat wel helpt, is nieuw deskundig talent.

Wie ervaring en intuïtie als waarschuwingen ziet, zal deze regering met argwaan bekijken, gezien de financiële schade die eerder is achtergelaten. Bij de overdracht van de regering-Bouterse in 2020 was de staatskas de facto ‘leeg’: salarissen en subsidies konden niet worden betaald en er hing een grote schuldenberg boven Suriname. Bij de overdracht van de regering-Santokhi in 2025 was het land financieel nog erg kwetsbaar. En ook die regering was niet in staat of niet bereid om corruptie te stoppen. De afgelopen tien jaar is er een geloofwaardigheidscrisis geweest, en de huidige president lijkt daar graag uit te willen klimmen.

“Geen geld” is bij elke regeringswisseling inmiddels een canonieke kreet geworden. De nieuwe ploeg begint doorgaans met het omverwerpen van het vorige beleid, het pesten van voorgangers (tenzij die in de coalitie zitten) en het herbenoemen van figuren die eerder ook al faalden. Na elke wisseling moet de ambulance komen om het land te redden.

De regering-Santokhi slaagde er ten minste gedeeltelijk in om, samen met het IMF, de macro-economie te herstellen: terugkeer van investeerdersvertrouwen, weer economische groei, de schuldenberg beter onder controle en dalende inflatie — weliswaar ten koste van de bevolking, die naar een bedelachtig niveau wegzakte. De inflatie stijgt weer. Gaat deze regering de macrodiscipline doorzetten of gaat ze ook roekeloos lenen en uitgeven? Onlangs heeft ze 1,6 miljard US dollar geleend via obligatieverkopen om de dwangbuis van de bestaande staatsschuld tijdelijk iets ruimer te maken (“meer ademruimte”).

Sommige ministers lijken nog bezig met wat er onder hun voorgangers is misgegaan, alsof dat hun gebrek aan beleid moet verhullen. Een minister die moest uitleggen waarom hij twee salarissen kreeg, deed me denken aan de Engelse zin: ask no questions, and you’ll be told no lies. Enkele parlementariërs verspreidden valse informatie over een ex-minister, waardoor het vertrouwen in het parlement werd ondermijnd.

Overigens heeft Suriname ongeveer tien parlementsleden per 125.000 inwoners, veel meer dan nodig is. Een kleiner parlement met 25 bekwame mannen en vrouwen, met digitale ondersteuning en kunstmatige intelligentie, zou in staat moeten zijn om wetten te maken, de begroting te bewaken en de regering te controleren. Voor een directere democratie zouden grote wetgevende voorstellen, grondwetswijzigingen en nationale projecten vooraf per brief aan elke stemgerechtigde moeten worden voorgelegd om te stemmen. Politici nemen dan alleen de eindbeslissing en de president voert uit wat in de wet staat en legt daarover verantwoording af. Dit bevordert het vertrouwen in de politiek.

Corruptie blijft een chronisch virus. Er is geen microscoop nodig om het te zien. Subsidies verdwijnen in diepe zakken. Ongeschikte personen worden gepromoveerd tot beleidsadviseur — de meest comfortabele sinecure in elke regering. Zulke fouten worden vaak niet teruggedraaid. Het wordt verdedigd: “Waar vinden ze anders brood? Ze hebben vrouwen en kinderen.” Veel wordt “bij wijze van uitzondering” door de vingers gezien; dat is vaste praktijk geworden. “We zijn onze broeders hoeders” mag niet ontaarden in een ke-poti-mentaliteit die mensen afhankelijk maakt.

Digitalisering kan de kleine corruptie — de envelop onder tafel, het knikje aan de balie — voorkomen, maar kan de grote corruptie juist versnellen: één druk op de knop en miljoenen verdwijnen. Digitalisering bestrijdt corruptie alleen in combinatie met goed bestuur.

Het land zit nu in een pauzestand. We wachten op OLGA: olie en gas. De bedrijvigheid komt al op gang. De overheid heeft geen andere manier om geld te verdienen. Zodra de olie losbarst, moet voorkomen worden dat het een metaforische voedertijd voor varkens wordt: rennen, dringen en vechten bij de trog. Suriname verdient beter dan weer een ronde van verspilling en vriendjespolitiek.

OLGA komt, wees voorbereid, breek met het verleden. Kenki. Doe het!

D. Balraadsingh