Soms gebeurt het midden in een gesprek. Met vrienden aan tafel, in een meeting, of thuis met mijn kinderen. Ik reageer fel, geef mijn mening, hak een knoop door. Pas later, als de rust is teruggekeerd, schiet de vraag door mijn hoofd: Was ik nu echt objectief? Een eerlijke kijk in mijn eigen spiegel. Heb ik vooral mijn gevoel, mijn ervaring of mijn gelijk laten spreken?

Die vraag laat me niet los. Hoe vaak denk ik niet dat ik redelijk ben - terwijl ik misschien al besloten had wat ik wilde horen of doen?

Ik wil gelijk hebben. Dat merk ik steeds weer: mijn blinde vlek. Als iets mijn overtuiging bevestigt, grijp ik het aan. Past het niet in mijn plaatje, dan schuif ik het opzij. Soms overschat ik mijn kennis; soms wijs ik met de vinger naar de omstandigheden. Comfortabel, maar eerlijk is het niet.

Ik zeg graag dat ik rationeel ben, maar emoties zijn sneller. Mijn emoties doen mee, ook als ik het ontken. Ze kleuren hoe ik kijk en wat ik hoor. In de liefde, in het werk, in discussies: mijn gevoel staat vaak al op “voor” of “tegen” voordat mijn verstand aankomt met argumenten.

In de zakenwereld zie ik het vaak, in de politiek nog meer: het besluit is er al, de memo komt later - dus besluiten vóór de analyse. En ik doe daar soms aan mee. Waarom? Omdat snelheid, status of druk zwaarder voelt dan twijfel. De eerlijke vraag is: durf ik te vertragen als mijn ego vooruit wil?

Ik verwacht objectiviteit van rechters, accountants en experts. Maar zij zijn - net als ik - mensen, met hun geschiedenis, waarden en vaste denkroutes. Daarom bestaan er controles, tegenspraak, hoger beroep. Niet omdat iemand “slecht” is, maar omdat niemand perfect neutraal is.

Volledig objectief word ik nooit. Maar ik kan wel eerlijker worden. Dit helpt mij:
• Traag maken wat snel voelt. Eerst opschrijven: welk besluit wil ik nemen? En: welke feiten spreken daartegen?
• Echte tegenspraak vragen. Iemand aan tafel zetten die níet denkt zoals ik - en dan ook luisteren.
• Mijn emotie benoemen. “Ik ben bang voor gezichtsverlies.” Gek genoeg maakt dat de keuze helderder.
• Vooraf criteria maken. Eerst spelregels, dán oordeel. Niet andersom.
• Fouten noteren. Wat dacht ik toen, wat bleek waar? Zo leer ik van mezelf.

Objectiviteit is geen bezit, maar een oefening. Ik kan het niet claimen, hoogstens benaderen. Het begint met mezelf betrappen, terugfluiten en corrigeren. En het groeit pas echt als ik anderen de ruimte geef om mij tegen te spreken.

Daarom zeg ik dit, tegen mezelf én misschien ook tegen jou:
Objectiviteit begint niet bij de ander, maar bij de moed om jezelf tegen te spreken.

Ismaël Kalaykhan