Beëindiging van bankrelaties in Nederland en Suriname
19 Dec, 02:53
foto


In de jongste editie van het Surinaams Juristenblad (2023, nr. 2) heeft mr. Anne Harmsma, hierna te noemen de 'auteur', naar aanleiding van de opzegging door een Nederlandse bank van de relatie met een Surinaamse onderneming, een zeer lezenswaardig artikel geschreven over de problematiek rondom het voorkomen van witwassen.

De auteur schetst eerst het wettelijke kader gericht op het voorkomen van misbruik van het financieel stelsel voor witwassen (“anti money laundering” of “AML”). In grote lijnen bestaat dat AML-kader uit, enerzijds, het door banken te plegen cliëntenonderzoek en de op hen rustende meldplicht bij ongebruikelijke transacties en, anderzijds, het door de moederbank te plegen toezicht op de naleving van de AML-regels door banken en de onderzoeken van de Financial Intelligence Unit naar binnengekomen meldingen.

De auteur bespreekt ook een aantal kerncijfers over de AML-praktijk in Nederland. Zo blijkt uit het artikel dat naleving van AML-wetgeving, Nederlandse banken jaarlijks € 1,4 miljard kost. Daartegenover staat dat de Nederlandse overheid in, bijvoorbeeld, het jaar 2021 in totaal € 368 miljoen crimineel geld heeft afgepakt, terwijl de eveneens jaarlijkse witwasgeldstromen worden geschat op € 16 miljard.

Uit het artikel blijkt verder dat de drie Nederlandse grootbanken (ING, Rabobank en ABN Amro) samen meer dan € 1 miljard aan boetes opgelegd hebben gekregen wegens handelen in strijd met AML-regels. Dat verklaart waarom Nederlandse banken kosten noch moeite sparen om te voldoen aan alle AML-vereisten en hun blootstelling aan AML-risico’s zoveel als mogelijk te verkleinen.

De auteur bespreekt vanzelfsprekend ook de Surinaamse situatie, die wordt gekenmerkt door het adagium “cash is king”, terwijl ook “the tone at the top” en de kleinschaligheid van de samenleving, banken kwetsbaar maakt als het gaat om hun blootstelling aan AML-risico’s. Deze en andere beschouwingen over de specifiek Surinaamse AML-context, maken het artikel zeer de moeite waard.

Vervolgens bespreekt de auteur het juridisch kader waarbinnen banken de relatie met cliënten opzeggen. Een dergelijke opzegging kan plaatshebben vanwege een algemene heroriëntatie die is geënt op het afwikkelen van de relatie met een bepaalde categorie cliënten (uit, bijvoorbeeld, een bepaald land of een bepaalde sector) of zijn ingegeven door de constatering dat een specifieke cliënt een onaanvaardbaar risico vormt voor de integriteit van een bank.

Indien de cliënt besluit de opzegging aan te vechten, zal een rechter de zaak beoordelen aan de hand van de vraag of de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (on)aanvaardbaar is. Voormelde beoordeling vindt plaats aan de hand van een afweging van, enerzijds, het belang van de bank bij opzegging van de relatie en, anderzijds, het belang van de cliënt bij behoud van de relatie. Welke van de twee belangen in een specifieke zaak moet prevaleren, is steeds afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.

De bank is uit hoofde van de jegens haar cliënten in acht te nemen (bijzondere) zorgplicht, gehouden rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van cliënten. In het kader van het opzeggen van de relatie met een cliënt brengt dat met zich mee dat de bank voormelde belangenafweging zelf pleegt om na te gaan of zij in een concrete casus in redelijkheid tot opzegging kan besluiten. Soms is dat best ingewikkeld, met name wanneer de opzegging tot gevolg heeft dat de cliënt daardoor de toegang tot het bancaire systeem wordt ontzegd.   

G.N. Best
Redactie Surinaams Juristenblad (redactie.sjb@gmail.com)
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May