Politieke Borrelpraat (PBR) deel 67
16 Oct 2011, 12:00
foto


“Wat een onverkwikkelijk gehaal en getrek is dat rond die moordzaak van de heer Veira.”
“Het schijnt dat die Officier van Justitie, Duncan N., koet-ke-koet de verdachte Edward van W. wil linken aan die moord.”
“Wat schreef Multatuli, die Hollandse schrijver? ‘Barbertje moet hangen’. Er moet iemand schuldig bevonden worden, al rammelt de bewijslast van alle kanten.”
“Er schijnt zelfs een deal met een drugsveroordeelde te zijn geswiengd: die heeft een valse verklaring tegen Edward van W. afgelegd in ruil voor vervroegde vrijlating.”
“Zo hebben ze onze zesenzestigjarige zo een elf jaar geleden bij verstek toch ook tot elf jaar cel veroordeeld in die Stellendamse drugzaak?”
“Dat was me een afgang! Dat Nederlandse Copa-team verzamelt jarenlang tegen miljoenen aan geld van de belastingbetaler zogenaamde bewijzen dat de ex-legerleider zeven drugstransporten naar Nederland op zijn naam had staan.”
“Ai, telefoons afluisteren, archieven van bedrijven lichten, mensen omkopen om verklaringen af te leggen, invallen in bedrijven.”
“Tot hier zijn ze met medewerking van Siegfried G. een zogenaamd verdacht bedrijf binnengevallen.”
“Toen had iemand toch gezegd: Siegfried, jij en die neef van je, die Andy G. Ik sluit jullie nog op.”
“En zo gebeurde, inderdaad, dat van Ome Dee, hij houdt woord.”
“Dus het gebeurt wel vaker dat er bij de Justitie met bewijsmateriaal wordt geknoeid en gewerkt wordt met omgekochte getuigen, die valse dingen verklaren alleen maar omdat ze dan strafvermindering krijgen.”
“En de bewijslast van zes van die zeven drugstransporten bleek te povertjes voor de Hoge Raad. En in die laatste, die van Stellendam, blijkt de kroongetuige later omgekocht om te verklaren dat hij de drugs voor onze nu zesenzestigjarige zou hebben vervoerd.”
“Boutertje moest hangen.”
“Tjih, zo gaat dat in het buitenland.”
“Soortoe buitenland, ook vlak hier, vlak onder je neus.”
“Eh, sopilall, zeg geen onverantwoordelijke dingen; justitie hier zorgt er echt wel voor dat er geen onschuldigen veroordeeld worden.”
“Wahahahwahaahwahah, da’s een goeie, je kan zien, tak’ie droengoe.”
“Heb je bewijzen? Noem tenminste één duidelijk bewijs, niet van nu, maar van toen, dat Justitie hier iemand ten onrechte heeft veroordeeld en dat betrokkenen achteraf is vrijgelaten.”
“Ik heb eentje voor je. In de zaak van de moord op de alleenstaande onderneemster mevrouw Esseliene W.L.S. in Groningen, Saramacca, is een groep van vier jongens, te weten Iwan W. (alias Anansi), Cliphord E., Imro S (alias Stakka) en Henkie K. (alias Keme) ten onrechte veroordeeld.”
“Wat? Ik ken die zaak niet. Wanneer is die moord gepleegd?”
“Op 11 november 1972, toen in ons land nog recht gesproken werd in naam van de Nederlandse koningin.”
“Dat kan niet, is niet waar, toen gebeurden deze dingen niet.”
“Jij denkt dat deze dingen pas na de coup van tachtig gebeurden? Kakkalakka, je was toen maar pas geboren, dus zeg liever niets en zet je oren wagenwijd open, want ons alcoholisch archief gaat je dingen vertellen.”
“Hoe meer hij drinkt, hoe meer archieven naar boven komen drijven.”
“Hm, ja, geklets van jullie. Ja, er was toen pas een nieuwe commandant op de post te Groningen, majoor K., en die zou eventjes wijzen dat hij net zo goed was als zijn voorganger, de legendarische inspek D.”
“Noem die man z’n naam voluit, hij is het waard, dat was een respectabele figuur.”
“Inspek Dilbandoensingh, de man die gevreesd en gerespecteerd werd door de onder- en bovenwereld; een inspek die zowat elke zaak oploste.”
“Waw, nooit van gehoord.”
“Nee, bij geschiedenis proppen ze jullie hoofd zeker vol met allerlei brandstichters, rovers, verkrachters en plunderaars, die tot held worden gebombardeerd. De werkelijke helden uit onze historie, de werkelijke voorbeeldfiguren, worden doodgezwegen.”
“En ze leren onze kinderen hoe je de ex-legerleider, de revo van 1980 en de militairen moet haten.”
“Dat hebben ze aan zichzelf te danken, ding srefie poor’a revo.”
“Laten we dat nou eens even aan een kant zetten; vertel liever wat die stoere comma K. in die moordzaak te Saramacca heeft gedaan.”
“Die heeft een paar jongens uit de stad die daar in Groningen verbleven om wat diefstalletjes of wat handeltjes te plegen, opgepakt, dagenlang in het politiebureau mishandeld, de hele buurt heeft ze horen gillen, tegen elkaar verklaringen laten tekenen en zo werd Henkie K. tot hoofddader bestempeld en later tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld.”
“Hoe weet jij dit allemaal?”
“Ik werkte toen pas bij de drukkerij waar de directeur-eigenaar van het ook beroemd geworden Persbureau Informa, Jozef S. zijn boekje over deze gerechtelijke dwaling kwam drukken. Daarin toonde hij aan hoe fout het zat met de bewijslast van het OM, net als nu in die zaak Veira.”
“Hoe heet dat boek, is het nog te krijgen?”
“Als ik me niet vergis, heette het ‘Moord in Saramacca’ en het was een dun klein dingetje. Als je het ergens kan vinden: het is goud waard.”
“Wacht even, was het deze zelfde Jozef S. die het geheim rapport Abendanon publiceerde?”
“Jawel, ook een uitgave van het Persbureau Informa. Ook goud waard als je het kan vinden.”
“Wat was dat rapport Abendanon en waarom was het zo belangrijk?”
“Het rapport Abendanon was in opdracht van de regering Arron door een commissie onder leiding van de heer Abendanon samengesteld om het probleem met de onderofficieren in de SKM op te lossen.”
“Wat was de SKM?”
“Mi gado, als jij van dertig-zoveel jaar oud zo weinig weet over onze jongste geschiedenis, wat zullen die van tien en twintig-zoveel dan weten?”
“De SKM was de naam van ons leger tot de coup van 1980, het stond voor Surinaamse Krijgs Macht onder leiding van kolonel Y. E., alias kolonel Snor.”
“En wat stond er dan voor geweldigs in dat rapport?”
“Dat het leger zou worden opgedoekt, dat al die lastige onderofficieren die zich gebundeld hadden in de BOMIKA zouden worden ontslagen en dat het leger onderdeel zou worden van de politiemacht onder leiding van de korpschef Jimmy W., als ik me niet vergis.”
“Was dat niet diezelfde Jimmy W. die begin 1980 boos rondliep aan de Gravenberchstraat toen z’n politiemannen zijn opdracht om het vuur te openen op ongewapende BOMIKA-militairen die met hun handen in de lucht op de middenberm stonden ter zingen, in de wind hadden geslagen?”
“That’s him, die Jim.”
“Wat? Dat kan niet, dat geloof ik niet, dit is verzonnen.”
“Ik heb het over de radio gehoord, Jules jokt niet, een reporter van Apintie rende achter de woedende korpschef W., he was walking, he was a walker, en velen hebben het ook gehoord, dat W. tegen zijn politiemannen schreeuwde:”Ik had jullie toch gezegd om te schieten?”
“Toen zijn die BOMIKA-jongens toch gaan bivakkeren in het George Streepy Stadion, waar hun verloofden, vrouwen, familie en vrienden hun van foerage kwamen voorzien?”
“Wat betekende BOMIKA?”
“Gunst mang, dat sreef ie no sabi. Dat was een samentrekking van de eerste letters van Bond Militair Kader.”
“Ik word gewoon duizelig van al die dingen die ik hier hoor. Ik zou graag meer over die moordzaak in Saramacca willen weten. En is die Henkie K. vrijgelaten?”
“Nadat de revisie in zijn zaak was afgewezen, heeft hij ettelijke malen geprobeerd zelfmoord te plegen. Hij heeft glasscherven en scheermesjes geslikt en is zelfs geboeid en al midden in de Surinamerivier gesprongen, want hij was in de strafgevangenis in Nieuw-Amsterdam ondergebracht. Oudere mensen daar zullen zich deze zaak en Henkie K. zeker nog herinneren. Tijdens de regering Chin A Sen is hij na bijna tien jaar vrijgelaten, zoiets als kwijtschelding van zijn straf, maar officieel is hij nog steeds voor een moord veroordeeld die hij nooit heeft gepleegd. Hij woont al jaren in Nederland en vecht voor rehabilitatie.”
“Hoe weet jij dat?”
“Ik heb ook hem in de drukkerij leren kennen; kort na zijn vrijlating kwam hij langs bij m’n baas, hij wilde een boek uitgeven over zijn case. We waren al begonnen zijn info vast te leggen.”
“Maar dat boek is nooit verschenen.”
“Inderdaad, de drukkerij hield op te bestaan, dat was in die moeilijke tijd toen die koersen dagelijks stegen en Henkie K. vertrok naar Nederland. Ik heb hem jaren daarna op vakantie hier ontmoet. En natuurlijk spraken we weer over z’n case. Weet je wat hij me vertelde?”
“Dat zou ik niet weten.”
“Wel, die majoor K., die hem en die anderen toch zo vreselijk had mishandeld alleen maar om verklaringen uit hun te persen en de zaak snel op te lossen, ontmoette hij op een dag in de tram in Amsterdam.”
“Jakkes, wat is er toen gebeurd?”
“Wel mi boi, hij is op de man gezweefd, heeft hem geschopt, getrapt, geslagen, getimmerd en diens poti vrouw stond erbij te gillen. Henkie zei me dat het vreemde was dat de man zich niet verdedigde; hij wist dat hij die fong-fong verdiend had. Bij de volgende halte is Henkie uit de tram gesprongen. Later hoorde hij dat de ex-majoor vanaf die aframmeling begon te sukkelen en een tijdje daarna is overleden.”
“Ik zou ook dat boek van Henkie K. willen lezen.”
“Heb je die van Bram B. getiteld ‘Terreur op Uitkijk’ dan gelezen, hoe een zieke MP-officier een landbouwer om een vermeende drugkwestie eerst in het bijzijn van zijn jonge gezin verschrikkelijk mishandelt en daarna executeert?”
“Nee. Hoe heette die landbouwer?”
“Dat was ene Mahes.”
“En die moordenaar?”
“Hans L. En dankzij die publicatie van Bram B. kon het Militair Gezag niet voorkómen dat Hans L. tot gevangenisstraf werd veroordeeld, nog wel midden in die militaire periode.”
“Waarom noemen jullie geen volledige namen?”
“Dat doen ze toch ook niet in de krant?”
“Dus jullie zeggen dat in die moordzaak van meneer Veira ook zulke dingen spelen?”
“We zeggen niets; dit land is te klein om teveel dingen te openlijk te zeggen. De muren hebben oren, mi boi.”
“Zie alvast hoe lang deze zaak zich voortsleept.”
“En het gaat niet om die verdachte, die vermeende schutter, of om die vermeende motorfiets, met die vermeende helper, en die vermeende getuige, en dat vermeende wapen dat beschadigd in Frans-Guyana is gevonden en die vermeende bewijzen van het OM, daar gaat het niet om, dat zijn bijzaken.”
“Dan waar gaat het dan wel om?”
“Zuip wat minder, nò, dan hoeven wij jou dat niet voor te kauwen.”
“Daarom zuip ik met jullie; hier leer ik zoveel.”
“De hamvraag is: waarom moest het Hoofd van de Luchtvaartdienst geliquideerd worden? Het moet om een groot belang gaan, want een hitman is in valuta voor deze job betaald.”
“Als je het antwoord op deze vraag weet, dan weet je meteen in welke kringen je de opdrachtgever of -gevers moet zoeken.”
“Maar hoe kon Duncan N., de Officier van Justitie, in deze zaak de fout maken om zo ongenuanceerd heftig tegen de verdachte tekeer te gaan? Hij vond dat de verdachte een monster was dat geen recht op een verdediging had en dat de advocaat die hem verdedigde hiermee bloedgeld verdiende.”
“Gelukkig a advocaat, Benito P., vlam’a OM van voor en van achteren. De verdachte is verdachte en nog lang geen bewezen veroordeelde en al was het zeker dat hij de dader was, toch heeft hij recht op een advocaat.”
“Ik zeg jullie: n’a rookgordijn ding man e creëer foe tjaar’a publieke opinie tap wan dwaalspoor, hoor sma voor de gek.”
“Inderdaad. Laat die advocaten en de OM flink ruzie met elkaar maken, iedereen focust daarop en intussen wordt bij wijze van spreken een onduidelijk schuldige met gemaakte en geforceerde bewijzen en valse getuigenissen tot schuldige verklaard en veroordeeld tot levenslang of zo.”
“Case close, de gemeenschap is gerustgesteld, die monsterlijke moordenaar is achter slot en grendel.”
“Net zo was gebeurd in die zaak van die moord te Saramacca. Intussen zaten de daders van die case hoog en droog in Nederland. Er is toen duidelijk geknoeid met het zogenoemde bewijsmateriaal.”
“Hoe kan je doodleuk zoiets beweren? Dit is strafbaar.”
“Ach kom. Een ander legendarische inspek uit de politiedienst, hij was toen al gepensioneerd, heeft dat in mijn bijzijn verklaard. Ik had Henkie K. bij hem thuis te Beekhuizen gebracht om wat materiaal vast te leggen voor zijn boek en die oud-inspek verschafte Henkie alle info die hij wenste.”
“Hoe heette die legendarische politieman, graag geen afkorting.”
“Iedereen boven de vijftig zal zijn naam nog kennen, dat was de zeer respectabele en gevreesde vlijmscherpe inspecteur Kolader.”
“Maar dat kan toch niet. Men kan iemand toch niet veroordelen op grond van zulk onduidelijke bewijslast?”
“Barbertje moet hangen.”
“Als ik die verdachte was, zou ik een boekje opendoen.”
“Hij heeft toch al een first warning gehad? Een zogenaamde een oude vijand heeft hem toch onlangs in de nor gestoken? En verdacht snel wist Justitie te vertellen dat het om een oude vete ging.”
“Als de verdachte niet babbelt en z’n kaken stijf op elkaar houdt, en veroordeeld wordt, wordt er wel voor gezorgd dat hij over een jaar of wat stilletjes en per ongeluk uit de gevangenis kan ontsnappen, zoals velen vóór hem, en naar Nederland kan verdwijnen.”
“Zo is toch ook die jongeman verdwenen die z’n eigen vader koelbloedig om zeep heeft geholpen?”
“En dankzij die Peter R. de Vries kon die moordzoon in Nederland opgespoord worden.”
“Over wie hebben jullie het? Wie was die vader, was het een bekende Surinamer?”
“Velen gingen bij hem op les.”
“Vertrouw op kennis, niet op kennissen.”
“Waar hebben jullie het over?”
“Onze junior-zuiper weet niet dat we elkaar met die slagzinnen al hebben doorgegeven wie die vader was.”
“Laat maar, ga dat in het dossier: ‘Onopgeloste moorden en verdachte ontsnappingen’ opzoeken.”
“Als ik jou een advies mag geven, jonge zuipvriend, ga niet teveel dieken in deze zaken, stel niet teveel openlijk aan wie dan ook vragen hierover.”
“Waarom niet? Ik mag toch als jongere Surinamer de waarheid over deze dingen weten?”
“Wil je de zoveelste zijn die ze uit de rivier vissen?”
“Waar slaat dát nou op?”
“Hij is werkelijk nog jong en naïef.”
“Ik ga weg, jullie ouderen weten alles, maar willen me niets vertellen. En jullie praten met gedekte termen. Ik vind jullie niet leuk.”
“Omdat we het met je menen, doen we zo. Je zal het eens leren waarderen, en dan zal je de jongeren na jou ook met gedekte termen bepaalde dingen vertellen. En zuip een beetje minder.”

Rappa
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May