Colombia: Opnieuw gewelddadige protesten

Anti-regeringsdemonstranten en politie zijn met elkaar in botsing gekomen tijdens demonstraties in heel Colombia die twee maanden van onrust markeerden. Sinds de acties in april begonnen zijn meer dan 60 mensen omgekomen.

Colombia wordt sinds april opgeschrikt door protesten, na verzet tegen een voorgestelde belastingverhoging die veranderde in een massabeweging tegen de rechtse regering van president Ivan Duque. De demonstranten eisen een einde aan de politierepressie en meer ondersteunend overheidsbeleid om de economische effecten van de Covid-19-pandemie te verlichten. De pandemie heeft meer dan 40 procent van de 50 miljoen inwoners van het land in armoede gestort.

In de hoofdstad Bogota tekenden tientallen silhouetten van burgers die zijn gedood door het leger van het land in het meer dan 50 jaar durend conflict tussen de staat en de FARC-guerrillastrijders. Het geweld is de afgelopen jaren toegenomen ondanks een vredesakkoord dat in 2016 werd ondertekend.

Human Rights Watch heeft de wetshandhavers beschuldigd van het plegen van "ernstige schendingen" en zegt dat de politie betrokken is bij minstens 20 moorden. De Verenigde Staten, de Europese Unie en de Verenigde Naties hebben de misstanden door de politie veroordeeld.

De regering beweert dat illegale groepen die betrokken zijn bij drugshandel en het Nationale Bevrijdingsleger (ELN) – de laatste erkende guerrillagroep van Colombia – de protestbeweging hebben geïnfiltreerd in een poging chaos te zaaien.

Een grote groep die de demonstranten vertegenwoordigt, zei op 16 juni dat het de demonstraties zou opschorten en beloofde "onze strijd voort te zetten in andere vormen zoals kunst en concerten". Meer harde facties in de beweging hebben beloofd door te gaan.