Een Blik in het Verleden, een Weg naar de Toekomst
28 Jun 2021, 10:28
foto


Niemand wil een slaaf zijn. Ook de voorouders van de nazaten van de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij niet. Ze hadden geen keus. Ze zijn weggeroofd uit hun leefgebied in Afrika en verscheept naar de Amerika's en West-Indisch om generaties lang gratis te werken voor Europeanen, waardoor die rijk werden en zij arm bleven. Ze werden geestelijk en lichamelijk onderdrukt door wrede mensen. De lichamelijke onderdrukking werd door de afschaffing van de slavernij weggenomen, maar de geestelijke onderdrukking bestaat tot vandaag.

De totslaafgemaakten werden op een mensonterende wijze behandeld door hun slavendrijvers die 50% uit Asjkenazi Joden en 50% uit christenen bestonden. Ze werden levend verbrand, verkracht, gelyncht, gemarteld, onthoofd, vermoord, gevierendeeld, vernederd en ontmenselijkt. De Asjkenazi Joden waren de voornaamste financierders van de slavenhandel. Joodse historici hebben ze geïdentificeerd als Turks-Mongoolse bekeerlingen tot het Jodendom in de achttiende eeuw. Ze zijn nakomelingen van het volk van het oude Khazaria, het Oostelijk Romeins Rijk. Deze Oost Europese Joden werden gevonden in Polen, Duitsland, Rusland en West Azië. Ze zijn de grootste meerderheid onder de Joodse migranten die naar de staat Israël zijn getrokken in 1948. Ze beweren de Bijbelse Israëlieten te zijn.

Het Afbrekingsproces
Geschat wordt,  dat het aantal geëxporteerde mannen, vrouwen en kinderen in de trans-Atlantische slavenhandel – ook wel cattle slavery genoemd - 12 miljoen bedroeg. Om zo een grote slavenmacht te controleren moest er een syteem worden bedacht. De slavendrijvers ontwikkelden dan ook een lichamelijk, geestelijk en wetenschappelijk system, dat honderden jaren kon blijven bestaan. Het werd ‘seasoning’ genoemd, een proces, waarbij sterke mannen en vrouwen werden gebroken, van hun waardigheid beroofd en gemarteld. Het was een wreed systeem dat mensen hervormde tot een beeld dat de onderdrukker behaagde.

De slavendrijver wist, dat vers van het continent komende Afrikaanse mannen en vrouwen moesten worden gebroken en gedwongen om een ondergeschikte positie te aanvaarden. Als een sterke man en zijn volgende generaties een juk van slavernij zouden dragen, zou hun psyche moeten worden veranderd. Ze moesten ertoe worden gebracht te geloven, dat ze van nature inferieur waren en slavernij als hun natuurlijke toestand accepteren.

Het duurde jaren om de geest van het volk te breken. Slavenhouders wisten, dat het proces essentieel was. Zonder dat zou het regime van slavenhouders vallen. Ze leerden de totslaafgemaakten religie, gaven hen minderwaardig voedsel te eten, een andere naam en een andere taal. Ze zorgden ervoor, dat de totslaafgemaakten deze nieuwe cultuur en de waarde ervan aanvaarden. 

Wie waren de totslaafgemaakten?
Fida (Juda, Ouidah, Whydah) was een van de belangrijkste plaatsen aan de slavenkust in West-Afrika waar de Nederlanders hun slaven haalden. Het was en bleef gedurende lange tijd de belangrijkste slavenmarkt van het Afrikaans kustgebied. Ook blijkt uit een oude kaart van 1747, dat Fida in ‘The Kingdom of Juda’ – een grote regio in Midden- en West Afrika ligt. Advertenties uit die tijd bewijzen, dat Hebreeën (Israëlieten) werden verkocht op die slavenmarkten.

Dit kunnen we ook lezen in de Bijbel. In Joël 3:6 wordt aangegeven, dat de kinderen van Juda en Jeruzalem worden verkocht. Ongeveer 1400 jaar na de Europese invasie in het land Israël, begonnen de Afrikanen de Israëlieten gevangen te nemen. Ze beschouwden de Israëlieten als illegale vreemdelingen in hun land en verkochten ze voornamelijk aan de Arabieren die fungeerden als groothandelaren in slaven. De Arabieren verkochten de gevangen Israëlieten aan Europeanen.

Meer nog, uit de trans-Atlantische slavernij online database blijkt dat vele van de gevangenen op de slavenschepen, van Hebreeuwse origine waren. Daarnaast schrijft de in Nederland geboren Schotse soldaat John Stedman in  The Narrative of a Five Years Expedition against the Revolted Negroes of Surinam (1796), dat de totslaafgemaakten tijdens hun martelingen gebeden opzeiden in het Hebreeuws. Hij vergeleek de wreedheden tegen dit ongelukkig volk met de slavernij die het in Egypte meemaakte.

Bovendien is aan Deut. 28:16-68 te zien, dat geen enkel ander volk de Bijbelse Israëlieten of Hebreeërs kunnen zijn, dan de nazaten van de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij. In Deut. 28: 46, staat immers  geschreven dat dit volk eeuwig aan de vloeken te herkennen zal zijn. De laatste vloek is de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij.

Hoe ze hierin zijn beland en hoe ze volledig eruit kunnen komen is te horen tijdens de Zoom-lezing die het Instituut voor Hebreeuws-Israëlitisch Bewustzijn zal houden op 1 juli 2021 om 15:00 Surinaamse Tijd.

Rachael van der Kooye MA

Algemeen Directeur
Instituut voor Hebreeuws-Israëlitisch Bewustzijn
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May