Ambassadeursvoordracht Khargi in historisch perspectief
17 Nov 2020, 10:36
foto
Rajendre Khargi voorgedragen als ambassaderu in Nederland.


In december 2008 promoveerde cultureel antropologe Liza Nell in Amsterdam op een onderzoek naar relatie van Turken en Surinamers in Nederland met hun politieke partijen in het geboorteland. Naast vele interviews werkte zij ook tijdens de verkiezingen van mei 2005 aan haar onderzoek in Suriname. Uit haar proefschrift bleek; dat de relaties van Surinamers met voornamelijk de NPS en de VHP, op de eerste plaats gebaseerd zijn op verwantschap, vriendschap en etniciteit; dat men in Suriname zich reactief en zelfs defensief opstelt tegen ‘transnationale aspiraties van migranten’ – het woord diaspora was toen niet zo ingeburgerd en dat wie tot de elite behoort van die verbindingen met Suriname, voor zijn inspanningen zelden wordt beloond met een politieke positie in het land van herkomst. Als remigranten al een hoge positie bekleden, dan gaat meestal een jarenlang bewijs van loyaliteit hieraan vooraf.

Diaspora-ambassadeur
In deze drie bevindingen is de voordracht van Rajendre Khargi herkenbaar. Nieuw is dat er geen sprake is van remigratie en dat hij ook niet als elite – bestuurder van de VHP-SN (Sympathisanten Nederland) – verwantschap met de partij heeft opgebouwd. De genoemde ‘bewijs van loyaliteit’ stoelt op persoonlijke vriendschap met de heer Santokhi, vanaf hij in 2012 voorzitter werd van de VHP. Hiermee kwam een eind aan het oude leiderschap (J. Lachmon en R. Sardjoe) en werd Khargi – zie zijn gisteren gepubliceerde cv – sparringpartner van Santokhi in het realiseren van zijn nieuwe idealen voor de VHP, zoals onder meer het betrekken van de Surinaamse diaspora in Nederland bij de ontwikkeling van Suriname. Khargi schrijft ook geschiedenis. Het is voor het eerst dat Suriname een inwoner van Nederland met Surinaamse roots (geboorteland) voordraagt als ambassadeur in zijn eigen woonland, met natuurlijk de wettelijke eis dat de Nederlandse nationaliteit wordt ingeleverd.
 
Het is echter niet voor het eerst dat er sprake is van zo’n ontwikkeling. Bij de formatie van de regering-Venetiaan III was het in 2005 zo goed als zeker dat de heer S. Bissessur, 15 jaar voorzitter van VHP-SN, ambassadeur zou worden in Nederland, als bekroning van zijn jarenlange verbondenheid met- en loyaliteit aan de VHP. Hij publiceerde in 2019 een boek hierover waarin voor het eerst de geschiedenis is vastgelegd van de diaspora-verbindingen vanaf de jaren 60 met de NPS en vooral de VHP, ook omdat hij de studie van Nell onvolledig vond. Helaas kon voorzitter Sardjoe deze ambassadeursbelofte niet realiseren. Een sterke antilobby binnen het VHP-bestuur werd toen gewonnen door mevrouw Urmila Joella-Sewnundun, ex-minister van Binnenlandse Zaken. Zij werd ook de eerste vrouwelijke ambassadeur van Suriname in Nederland. Bissessur kreeg de ambassaderaad in New York aangeboden, waarvoor hij vriendelijk bedankte.

Diaspora-ministers
Verwantschap en loyaliteit was ook grotendeels het fundament voor de terugkeer naar Suriname van Albert Ramdin, de huidige minister van Buitenlandse Zaken. Hij was onder meer de vernieuwingsgerichte secretaris van het bestuur van VHP-SN en werd in 1993 gevraagd als beleidsadviseur in dienst te treden van minister Richard Kalloe van Handel en Industrie. Ik veronderstel dat Ramdin remigreerde en dat het voor de functie niet vereist was afstand te doen van de Nederlandse nationaliteit. Dat was wel het geval in 1997 toen hij de diplomatieke dienst inging – vertegenwoordiger van Suriname bij de OAS. Sinds het echte herstel van de democratie in Suriname, met de verkiezingen van 1991, vroeg VHP-voorzitter Jagernath Lachmon, Soeshiel Girjasing, die als jurist bij het Surinaams Inspraak Orgaan in Utrecht werkte, minister te worden van Justitie in Suriname. In 1995 werd Soewarto Moestadja, voorzitter van KTPI-Nederland naar Suriname gehaald door partijleider Willy Soemita als beleidsmedewerker om een jaar later in 1996 minister van Sociale Zaken te worden in de regering-Wijdenbosch. Van de NPS-Nederland zijn mij geen personen bekend die sinds het herstel van de democratie in 1987 naar Suriname zijn vertrokken voor een politieke functie – ook niet in de diplomatieke dienst.

Grote uitdagingen
Ik heb het voorrecht gehad als journalist vanaf 1980 tot 2010 alle ambassadeurs van Suriname in Nederland te interviewen – als kennismaking of een terugblik op het eind van de termijn. Henk Herrenberg, Hans Prade, Heinrich Heidweiler, Cyrill Ramkisor, Evert Azimullah (de langst zittende tevens dean van het corps diplomatique), Edgar Amanh en Joella. Vanaf Ramkisor tot en met Joella was het diplomatieke verkeer hoofdzakelijk ingegeven door het halfjaarlijks beleidsoverleg over de ontwikkelingshulp en was er persoonlijk en regelmatig contact tussen leden van beide parlementen, inclusief officiële werkbezoeken.

Ondertussen hebben in het afgelopen Bouterse-decennium de oude vertrouwde Suriname-woordvoerders in de Kamer plaatsgemaakt voor een nieuwe generatie politici, van wie nog moet blijken, nu de diplomatieke banden hersteld zijn, welke relatie hun partij voorstaat met Suriname. Bovendien zijn er in maart ook nog verkiezingen voor de Tweede Kamer. Ook al is de aankomende ambassadeur ingevoerd in politiek Den Haag, het valt nog te bezien of hij zaken kan continueren met Rutte, Blok en Kaag en met de reeds bekende buitenlandwoordvoerders in de Kamer. De allergrootste uitdaging is echter het Raamverdrag van 18 juni 1992 – een verdrag dat nauwelijks bekend is bij de nieuwe generatie politici - tot leven te brengen. Daaraan gekoppeld zijn de officiële beëindiging van het ontwikkelingshulpverdrag van 1975 – nu de laatste €17 miljoen bestemd gaat worden en wat mij betreft ook de Toescheidingsovereenkomst, nu het meest gewraakte artikel 5.2 in 2010 met dank aan de regering Bouterse werd opgelost met de invoering van de PSA-kaart.

Roy.khemradj@gmail.com
Advertenties

Wednesday 24 April
Tuesday 23 April
Monday 22 April