Column: Even voorstellen: Prof. Dr. Stephen Small
23 May 2011, 08:30
foto
Stephen Small


Afgelopen donderdag werd Stephen Small via een mini-symposium aan de Universiteit van Amsterdam geïntroduceerd in de academische gemeenschap in Nederland. Stephen wordt in de komende jaren een belangrijke speler in de discussie over het Nederlandse slavernijverleden en haar erfenis. Vandaar dat ik deze column gebruik om hem een bredere introductie te geven in de Surinaamse gemeenschap.

Ik leerde Stephen twee jaar geleden kennen op een conferentie in Amsterdam, toen er nog geen sprake van was dat hij geselecteerd zou worden om de leerstoel Nederlands slavernijverleden en zijn erfenis te bekleden. Sindsdien spreek ik hem op geregelde momenten en zien we elkaar als hij in Europa is.

Het is een enorme verademing om met Stephen te praten. Hij heeft zijn roots in Jamaica, is opgegroeid in Engeland en woont en werkt al heel lang in de Verenigde Staten. Hij is stevig geworteld in de zwarte gemeenschap in Engeland en Amerika. Hij praat niet alleen als een academicus met een enorme staat van dienst. Hij heeft talloze wetenschappelijke publicaties op zijn naam staan over slavernij, raciale verhoudingen en identiteit. Maar hij praat vooral ook als iemand die heel goed weet dat zijn voorouders tot slaaf waren gemaakt, en het onrecht dat zij hebben moeten ondergaan, niet wegmoffelt in abstracte beschouwingen.

Stephen heeft in Engeland als activist en wetenschapper gewerkt in Liverpool. In de jaren negentig had een rijke blanke Engelsman besloten om zijn geld te besteden aan de oprichting en inrichting van een museum in Liverpool gewijd aan slavernij. Over de inhoud van de verhalen die verteld moesten worden, werd een strijd geleverd tussen blanke en zwarte historici. Stephen was één van de leidende zwarte historici in dat proces. Uiteindelijk werd hij een van de gast-curatoren die uitgenodigd werd om tentoonstellingen samen te stellen.
Hij weet meer dan menig historicus hoe je wetenschap moet combineren met sociale strijd.

Sinds 1994 is hij verbonden de University of California in Berkely, USA waar hij mede leiding geeft aan de afdeling Afro-Amerikaanse studies. Daar heeft hij onderzoek gedaan naar hoe een land als de Verenigde Staten omgaat om haar verleden in musea en in de publieke herinnering. Hij maakt analyses van hoe de identiteit van een gemeenschap en een land zich vormt vanuit de manier waarop ze omgaat met haar verleden.

Nederland en Suriname zullen veel leren van deze man. Heel terecht heeft het NiNsee afgelopen donderdag een mini-symposium georganiseerd om hem te verwelkomen. De bijdragen van Eddy Cambell sprak over de betekenis van de leerstoel voor het NiNsee. Prof. Dr. James Kennedy ging in op de betekenis van de leerstoel voor de Universiteit van Amsterdam. Ze gaven een goede introductie op de nieuwe professor. Stephen zelf gaf vanuit zijn eigen verleden en werk aan hoe hij staat in de discussie over het slavernijverleden.

Helaas werd het symposium ontsierd door de inleiding van Prof. Dr. Alex van Stipriaan, die nota bene bij de verwelkoming van een kritische zwarte intellectueel als Stephen, eerst een lang verhaal hield over boeken die over Suriname zijn gepubliceerd – wat de meeste gasten al wisten – en tenslotte waarschuwde tegen het importeren van ideeën vanuit Amerika over herstelbetalingen. Met een impliciete verwijzing naar mij introduceerde Van Stipriaan de gedachte dat er “respect en fatsoen” moet komen in de discussie over het slavernijverleden. Hij verlangt terug naar de dagen ruim 150 jaar geleden dat in de wet was vastgelegd wat fatsoen en respect voor de blanke man betekent: als hij langs liep, moet de zwarte mens netjes buigen en zich van de meest nederige kant laten zijn.

Stephen is uit andere hout gesneden: iedereen mag zeggen en denken wat hij of zij wil. Ook al ben je het 100% oneens met die persoon, hij zal altijd pleiten voor het recht om je mening te uiten.

Ik ben Stephen ook dankbaar voor zijn houding. Farid Ketwaru, voorzitter van de Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie (NSHI) is een visionaire bestuurder. Hij wil in het Lalla Rook gebouw een museum inrichten. De verbouwing moet dat mogelijk maken. Farid vroeg mij mee te helpen in het ontwikkelen van een plan voor een museum waarin de geschiedenis van contractarbeid verbonden is met de geschiedenis van slavernij en van Suriname in het algemeen. Ik heb geen verstand van musea en vroeg Stephen om me te coachen. Zonder aarzelen heeft hij binnen de kortste keren skype sessies met me georganiseerd, technische handleidingen en cursusmateriaal verzameld en me geholpen om het plan te ontwikkelen. “Call me, if you need me,” was zijn devies voor mij.
Ik kan alleen maar zeggen: “Welcome brother Stephen, in the Dutch arena of decolonizing the mind.”

Sandew Hira
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May