Suriname is NAM lid sedert 1979
05 Oct 2018, 11:11
foto
De Surinaamse delegatie op de vergadering van de NAM in Havana, Cuba. In het midden de toenmalige premier Henck Arron. (Archieffoto)


Henck Alphonsus Eugène Arron onder wiens leiding Suriname onafhankelijk werd, was niet alleen de eerste premier van het land, maar hem viel ook de eer te beurt om ook als eerste, de portefeuille van het departement van Buitenlandse Zaken te beheren. Hiermee had Arron de gelegenheid om ook als eerste de contouren van de Surinaamse buitenlandse politiek aan te geven.

Na de verwoestingen in diverse landen als gevolg van de Tweede Wereldoorlog beseften veel staatslieden, onder wie ook Henck Arron, dat als oorlog een tragedie is voor de hele mensheid dan zou vrede ook een zaak moeten zijn voor alle mensen in de wereld. Aan de vooravond van zijn vertrek naar het hoofdkantoor van de Verenigde Naties in New York op 30 november 1975 verklaarde premier Arron, dat het volk van Suriname gereed was om de internationaal fundamentele waarden van vrede, menslievendheid, solidariteit, wederzijds respect en eerbiediging van de democratische principes volledig te onderschrijven.

Met Surinames toetreding tot de Verenigde Naties (VN) in 1975, tot de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) in 1977 en tot de ‘Non-Aligned Movement’ (NAM) in 1979 had Arron duidelijk de krijtlijnen getrokken waarbinnen Suriname zich zou bewegen en profileren in het internationale veld. Arron besefte terdege dat Suriname een land was van beperkte afmetingen met beperkte middelen en menskracht. Het was daarom verstandig om met alle landen van de wereld vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden. Hij predikte geen radicale omwentelingen in eigen land en over het buitenland was hij voorstander van een gematigde en zakelijke buitenlandse politiek.
Die buitenlandse politiek zou een zeer belangrijke bijdrage moeten leveren aan de economische ontwikkeling en welvaart in het land en het bewaken van de onafhankelijkheid en territoriale integriteit van Suriname.

NAM Summit in Havana
Met deze geest bezield stapte Arron op 1 september 1979 in het vliegtuig om via Jamaica naar Havana, Cuba, te reizen om Surinames toetreding tot de NAM te formaliseren. Reeds in juni 1979 had het Coördinatie Bureau van de NAM tijdens de vergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken in Colombo, Sri Lanka, de aanbeveling gedaan Suriname toe te laten tijdens de Zesde Summit van de NAM in Cuba, die van 3 – 9 september 1979 gehouden zou worden.
Met Arron reisden mee: Dr. Derryck Heineman, directeur Buitenlandse Zaken; Drs. H. Lont, directeur Economische Zaken; ambassadeur Henk Heidweiler: Mr. Ro Dorn, hoofd afdeling Internationale Politieke Zaken; Rufus Nooitmeer fractieleider van de NPK in het parlement; Mevr. Hedy Koningsverdrag: Enricus Angustinus en George Hering, regeringswoordvoerder.

Tijdens de tussenstop in Kingston, Jamaica, gaf Arron Surinames visitekaartje al af met opmerking “ons land staat volledig achter de strijd van de Nationale Bevrijdings Bewegingen tegen koloniale overheersing”. In zijn toespraak tot conferentie op 7 september 1979 verklaarde minister-president Arron, dat Suriname en de Surinamers klaar stonden om bijdragen te leveren aan de oplossing van internationale vraagstukken en aan de realisatie van hervormingen in de politieke en economische structuur van de wereld, met name, aan een nieuwe internationale economische orde, die tijdens de vierde NAM Summit in 1973 in Algerije was geproclameerd.
In dit verband wees hij de geïndustrialiseerde landen erop dat wat zij met de ene hand geven niet met de andere hand moesten terugnemen. Arron: We do not ask for a favour; we do not ask for a crumb; we do not ask for charity. What we demand is our justifiable share in the produce of the world economy.

Er werden op deze Summit zeer moeilijke vraagstukken besproken, onder meer, de ongebonden positie van de NAM; de situatie in Zuid-Afrika; het Midden Oosten en Zuidoost Azië, sommige vraagstukken kenden een oplossing, andere weer niet. De kwestie of de NAM beide machtsblokken op gelijke afstand moest houden bleef onopgelost. Cuba was namelijk van mening, dat de communistische landen de natuurlijke bondgenoten waren van de NAM. Maar de Verenigde Staten van Amerika en de Volksrepubliek China voerden volgens Fidel Castro smerige manoeuvres uit door verspreiding van valse geruchten, dat de NAM een werktuig zou worden van de Sovjet Unie. Castro ontkende dit met klem en zei “niemand heeft ooit gezegd wat onze rol in de beweging van blokvrije landen moet zijn”.

De gematigde landen onder leiding van de Joegoslavische president Tito moesten daar niets van weten. Tito waarschuwde Cuba, maar ook de Verenigde Staten en China dat zij geen invloed van vreemde mogendheden in de NAM moesten faciliteren. De gematigde landen waaronder India, Singapore en ook Suriname waren van mening dat de wortels van bestaan van de NAM juist verankerd moesten zijn in het idee dat iedere binding met de grote machtsblokken afgewezen moet worden.

Over de kwestie rondom Vietnam-Cambodja i.e. erkenning van het verdreven bewind van Pol Pot of het door Vietnam geïnstalleerde bewind van Heng Samrin- werd verwezen naar een aparte, in te stellen commissie, die moest rapporteren aan een te houden conferentie van de ministers van Buitenlandse Zaken in 1981.Tot dan bleef de zetel van Cambodja vacant.
Met betrekking tot de kwestie Egypte verhinderden de gematigde Afrikaanse landen, dat het land op de Summit werd veroordeeld of zelfs geschorst vanwege de Camp David Akkoorden, die president Anwar Sadat had gesloten met de Israëlische premier Menachim Begin op 17 september 1978.

Premier Arron bracht in zijn rede speciale dank uit aan de lidlanden Guyana en India die als co-sponsors van Surinames toetreding hebben opgetreden. Hij feliciteerde ook de landen die samen met Suriname lid werden van de NAM op deze Summit, met name: Bolivia, Grenada, Iran, Nicaragua, Pakistan en het Patriotisch Front van Zimbabwe.
De Surinaamse delegatie op de Summit maakte een goede beurt. De jonge Republiek viel ook de eer te beurt, dat op voordracht van de Latijns-Amerikaanse groep binnen de organisatie, Suriname werd aangewezen als de rapporteur-generaal. Met deze taak werd belast ambassadeur Heidweiler, Surinames Permanente Vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties.

Met de vorenstaande uiteenzetting heb ietwat uitgebreid de historische fout van het ministerie van Buitenlandse Zaken willen rechtzetten alsof Suriname in 1983 lid werd van de NAM. Dat stond in een door het ministerie uitgegeven bericht. In 1983 was Suriname al 4 jaren lid van de NAM.

Rudie Alihusain
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May