Onderzoek Corporate Governance in overheidsentiteiten
24 Dec 2017, 04:43
foto


De toetsing van de toepassing van Corporate Governance door Curaçao en Suriname in overheidsentiteiten. Een juridische beschouwing van de reikwijdte van de instructiemacht van de Curaçaose overheid in Aqualectra, in vergelijking tot de reikwijdte van de instructiemacht van de Surinaamse overheid in N.V. EBS”.

Corporate Governance is het geheel van regels die binnen een vennootschap bepalen hoe de raad van bestuur, de Raad van Commissarissen en de aandeelhouders zich tot elkaar verhouden en hoe deze organen over hun bevoegdheden verantwoording afleggen aan elkaar. Hierbij is van belang hoe de checks & balances van deze drie bestuurdersorganen is geregeld, en hoe de macht is verdeeld over deze drie organen.

In Curaçao zowel in Suriname is Corporate Governance vastgelegd in geldende wettelijke bepalingen. In Curaçao gelden voor overheidsentiteiten boek 2 BW, de landverordening Corporate Governance en het landsbesluit (Code) Corporate Governance. In Suriname zijn er voor overheidsentiteiten helaas nog geen specifieke wetten, die richting geven voor behoorlijk bestuur voor het beheersen van de risico’s die verbonden zijn aan de ondernemingsactiviteiten inzake overheidentiteiten. Er is dus geen wet en/of staatsbesluit Corporate Governance die richtlijnen geeft voor de overheid met name de politieke gezagdragers als aandeelhouders. Het WvK (dat niet voldoet aan internationale wet en regelgevingstandaarden zoals de OECD), geldt als lex generalis voor zowel particuliere als voor overheidsondernemingen.

Het verschil van Corporate Governance wetgeving voor overheidsentiteiten, tussen Curaçao en Suriname is in dier voege dat Curaçao wetgeving heeft die in diepgang richtlijnen aangeven hoe de drie bestuursorganen ten opzichte van elkaar zich verhouden met inachtneming de grenzen en bevoegdheden en regels met betrekking tot belangenverstrengelingen, integriteit, transparantie voor de directie, RvC en aandeelhouders (lees politieke gezagdragers), terwijl de wetgeving in Suriname op dit gebied nog te wensen overlaat.

De rol van het onafhankelijk adviesorgaan SBTNO in Curaçao is beschreven, met name de advisering van besluiten inzake de benoeming, het ontslag van RvC en bestuursleden en dividendbeleid. De besluiten worden getoetst aan de Lv Corporate Governance, de Code en de statuten. Het blijkt dat de regering ook van zo een advies kan afwijken middels het comply or explain beginsel, die zij vervolgens moet motiveren waarna dit gepubliceerd wordt op de website van het SBTNO. Van deze afwijking wordt in de praktijk weliswaar gebruik gemaakt door de regering.

Suriname kent, in tegenstelling tot Curaçao, nog geen onafhankelijk adviesorgaan die de besluiten van de overheid over voordrachten, benoemingen, ontslag van RvC en bestuursleden en dividendbeleid kan toetsen aan de Corporate Governance regels conform de vigerende Surinaamse wetgeving.

Met betrekking tot de feitelijke instructiemacht in Curaçao en Suriname is gebleken dat er in beide landen voor Aqualectra zowel EBS sprake is geweest van wanbeleid. In Curaçao is door het Hof middels een enquêteprocedure wanbeleid vastgesteld bij Aqualectra in de periode 2010-2012. De bestuurders, RvC en de AvA (Algemene vergadering van Aandeelhouders) zijn verantwoordelijk gehouden voor het wanbeleid op basis van feitelijke instructies waar geen rekening is gehouden door de RvC met risk management door het aangaan van overeenkomsten met derden waarbij de onderneming grote schulden is aangegaan en onzorgvuldig is omgegaan met de belangen van de onderneming waarbij de directie werd uitgeschakeld. Tevens is er geen sprake geweest van transparantie en belangenverstrengeling zoals is opgenomen in de Code.

In Suriname blijkt ook dat de bemoeienis van de aandeelhouder (lees politieke gezagdragers) zich afspeelt door het nemen van bestuursbesluiten aangaande prijsbepalingen en CAO onderhandelingen. Deze bestuurshandelingen hadden moeten worden genomen door het bestuur van de EBS en niet door vertegenwoordigers van de aandeelhouders. Het ontslaan van de directeur van EBS en hem vervolgens herstellen in functie is weliswaar een taak van de aandeelhouder, maar is niet conform een quorum procedure gegaan conform de statuten. Het inhoudelijk beleid zijdens de aandeelhouder zou niet gekwalificeerd kunnen worden als wanbeleid, echter zou van een invulling van de rol van de RvC en aandeelhouder de wettelijke en statutaire bevoegdheden en taakstelling ver te buiten gaan, en het bestuur van de vennootschap de mogelijkheid tot het feitelijk besturen van de vennootschap bemoeilijken.

Scribent heeft haar studie Bedrijfseconomie aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname afgerond en heeft recentelijk ook haar masteropleiding afgerond aan de Faculteit der Rechtswetenschappen aan de University van Curaçao.

Jasmine Joemmanbaks
Reacties: rjbaks@gmail.com
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May