Nieuwe Terugroepwet moet zelf worden 'teruggeroepen!'
11 Sep 2016, 02:34
foto


De ‘Wet Beëindiging Lidmaatschap DNA’ (nader te noemen de nieuwe Terugroepwet) heeft vele vraagtekens doen rijzen in de gemeenschap, hetgeen voor mij de aanleiding is geweest deze juridisch te onderzoeken. Ik wil me in dit artikel richten op twee aspecten van de nieuwe Terugroepwet, te weten:
1. de betekenis van de nieuwe Terugroepwet;
2. de toekomstige gevolgen van nieuwe Terugroepwet.

Ad. 1 De betekenis van de nieuwe Terugroepwet
De ongekende snelheid waarmee de nieuwe Terugroepwet is aangenomen, gedurende de rechtszaak, heeft menig wenkbrauwen doen fronzen en heeft in de gemeenschap het idee gewekt dat deze aangenomen is ten behoeve van het terugroepdrama rond de twee Assembleeleden. Daarom rees de vraag of de nieuwe Terugroepwet op dit moment daadwerkelijk van enige betekenis is. Om deze vraag te beantwoorden moet in dit kader worden gekeken naar de toepasselijkheid van de wet op dit moment.

Artikel II Overgangsbepaling van de nieuwe Terugroepwet bepaalt dat het Centraal Hoofdstembureau (CHS) conform de procedure in de nieuwe Terugroepwet over alle terugroepgevallen beslist, welke reeds bij hem waren gemeld, behalve die gevallen waarvan er reeds een onherroepelijk rechterlijk vonnis is uitgesproken. Het enig gemeld terugroepgeval bij het CHS is de kwestie van R. Sapoen en D. Chitan. Deze overgangsbepaling betekent dus dat het CHS opnieuw zal moeten beslissen over hun terugroeping, tenzij er een onherroepelijk vonnis is.

Doorslaggevend voor de toepassing van de nieuwe Terugroepwet is dus de beantwoording van de vraag of er reeds een onherroepelijk vonnis is uitgesproken. Een vonnis is onherroepelijk wanneer het in kracht van gewijsde is gegaan. Kracht van gewijsde betekent dat er geen gewoon rechtsmiddel (hoger beroep of verzet) meer mogelijk is in een zaak. In de legio aan vonnissen is er onder andere in een kort geding procedure beslist dat de terugroeping van de twee heren op 20 december 2015 een feit is. Tegen dit vonnis is beroep aangetekend en is in hoger beroep het kort geding vonnis bevestigd. Na deze uitspraak is het vonnis in kracht van gewijsde gegaan (er staan immers geen rechtsmiddelen hiertegen open). Het vonnis is hierdoor dan ook onherroepelijk.

Gelet op het feit dat er sprake is van een onherroepelijk vonnis, beslist het CHS dus niet opnieuw over de terugroeping van R. Sapoen en D. Chitan conform de nieuwe Terugroepwet. Deze wet is dan ook niet op hen van toepassing. En ook al zou men proberen om aan de leer van de onherroepelijkheid een andere definitie te geven, om zodoende CHS toch opnieuw te laten beslissing over hun terugroeping, dan nog is het juridisch onmogelijk dat de nieuwe Terugroepwet ook voor hen geldt. Dit gezien het feit dat het anders zou betekenen dat de nieuwe Terugroepwet terugwerkende kracht zou hebben, hetgeen pertinent verboden is bij wet.

Artikel 3 Algemene Bepalingen schrijft voor de wettelijke regelingen verbinden alleen voor het toekomende en hebben geen terugwerkende kracht. Deze bepaling houdt in dat wanneer een wet inwerking treedt, deze alleen geldt voor gevallen vanaf het moment van inwerkingtreding van die wet. Alle gevallen vóór afkondiging van die wet, vallen onder de werking van de 'oudere’ wettelijke regelingen. Daar het besluit tot terugroeping van R. Sapoen en D. Chitan op 20 december 2015 is genomen, geldt alleen de oude Terugroepwet voor hen en zou de nieuwe Terugroepwet nooit en te nimmer op hen van toepassing kunnen zijn. Met veel spoed de nieuwe Terugroepwet nu aannemen, was dan ook zinloos.

De conclusie die op grond van het bovenstaande moet worden getrokken, is dus dat de nieuwe Terugroepwet op dit moment op geen enkel geval in Suriname van toepassing is en daarom nu van geen betekenis is.

De nieuwe Terugroepwet zal pas haar nut bewijzen wanneer het eerstvolgende toekomstig geval van terugroeping zich voordoet. Het is daarom toch van belang om de inhoud van de nieuwe Terugroepwet onder de loep te nemen en deze waar nodig te vergelijken met de wet Terugroeping Volksvertegenwoordigers (nader te noemen de oude Terugroepwet).

Ad. 2 De toekomstige gevolgen van de nieuwe terugroepwet
De enige manier waarop een politieke partij of combinatie een beroep kan doen op haar terugroeprecht, is als er een grondslag hiervoor aanwezig is, welke in de wet staat vermeld. De terugroepgronden zijn in de nieuwe Terugroepwet drastisch veranderd.

Gronden voor terugroeping
In de oude Terugroepwet waren de gronden voor terugroeping; a) royement; b) het overlopen naar een andere politieke organisatie; c) het verlaten van de fractie of politieke organisatie via welke de volksvertegenwoordiger is gekozen. In de nieuwe Terugroepwet zijn van deze gronden afgestapt en houden de nieuwe gronden in essentie in dat:
a) de volksvertegenwoordiger de politieke organisatie vrijwillig moet verlaten;
b) (of) de volksvertegenwoordiger moet formeel en vrijwillig lid worden van een nieuwe politieke organisatie.

Ad a. De volksvertegenwoordiger moet de politieke organisatie vrijwillig verlaten
Er zijn twee manieren waarop een volksvertegenwoordiger een partij kan verlaten, vrijwillig of onvrijwillig (bv. door royement van de partij). Aangezien beide scenario’s bij het verlaten van een partij zich theoretisch kunnen voordoen, zou de wet voor beide gevallen een terugroepgrond moeten opleveren. Echter is in de nieuwe Terugroepwet bepaald dat alleen het vrijwillig verlaten door de volksvertegenwoordiger een terugroepgrond oplevert. Dus wanneer het de partij is die de volksvertegenwoordiger royeert, is er geen sprake van een terugroepgrond. De partij zal dan moeten hopen en bidden dat de volksvertegenwoordiger uit zichzelf de partij verlaat. Dit wordt een gebed zonder eind, omdat het niet realistisch is dat de volksvertegenwoordiger de partij vrijwillig zal verlaten. Los van het feit dat door het vrijwillig verlaten een grond voor terugroeping wordt gegeven aan de politieke partij waar het lid van overloopt, heeft dat lid voor een eventuele nieuwe partij helemaal geen waarde, nadat hij rechtsgeldig teruggeroepen is. Immers is het overlopen alleen interessant in verband met de zetel die meegaat met de overloper. De overloper zal dus tijdens zijn lidmaatschap in DNA nooit formeel lid worden van een andere politieke partij. Anders zou dat mijns inziens politieke dood betekenen. Deze grondslag is daarom een ernstige beperking voor de partij, omdat zij afhankelijk is van het vrijwillig verlaten van de volksvertegenwoordiger om haar terugroeprecht te effectueren, hetgeen helemaal niet reëel is.

Ad b. Het formeel en vrijwillig lidmaatschap van een nieuwe politieke organisatie
De andere terugroepgrond in de nieuwe Terugroepwet is dat de volksvertegenwoordiger formeel en vrijwillig lid moet worden van een andere politieke partij of fractie (het overlopen). Echter is deze grond wel ver gezocht, daar de praktijk uitwijst dat de overlooptoestanden zodanig verwarrend kunnen verlopen dat aan de overloop daad geen formeel karakter wordt gegeven.

Waar het kortom op neerkomt, is dat de nieuwe Terugroepwet alleen aan het vrijwillig verlaten van de volksvertegenwoordiger een terugroepgrond verbindt, maar niet wanneer de partij de volksvertegenwoordiger royeert. Dit is alles behalve objectief en zelfs discriminatoir naar de partij toe.

Om een praktisch voorbeeld te geven over hoe de nieuwe Terugroepwet zal werken, zou het geval van R. Sapoen en D.Chitan hieraan getoetst kunnen worden -let wel dit is slechts een voorbeeld, want de nieuwe Terugroepwet geldt niet voor hen!-. In deze terugroepkwestie had de Pertjajah Luhur (PL) de twee Assembleeleden geroyeerd. Indien de nieuwe wet op hen van toepassing was, zou het royement dus geen grondslag opleveren voor de PL om een beroep te doen op hun terugroeprecht, aangezien slechts het vrijwillig verlaten van de volksvertegenwoordigers als grondslag geldt. Voor wat de 2e terugroepgrond van het formeel en vrijwillig lid worden van een nieuwe politieke organisatie betreft, is het in het huidige terugroepdrama tot nu toe een discussie bij welke partij de teruggeroepen heren behoren. In elk geval is er geen formeel schrijven welke duidelijk aangeeft dat R. Sapoen en D. Chitan behoren tot een andere partij dan de PL. In het geval dat de nieuwe Terugroepwet voor hen zou gelden, zou er geen enkele grondslag zijn voor de PL om hen terug te roepen. PL zou simpelweg geen poot hebben om op te staan.


De terugroepprocedure
Los van de terugroepgronden, verschilt de procedure van de terugroeping tussen de nieuwe en oude wet ook hemelsbreed van elkaar. Ingevolge artikel 2 oude Terugroepwet neemt de politieke organisatie het besluit tot terugroeping en wordt dit slechts aan CHS medegedeeld, terwijl conform artikel 3 nieuwe Terugroepwet CHS het besluit neemt over de terugroeping, na voordracht van de politieke organisatie. Daarnaast moet het Onafhankelijk Kiesbureau (OKB) dit besluit bekrachtigen en pas hierna is de terugroeping een feit.

De procedure conform de nieuwe Terugroepwet is alles behalve praktisch. De volksvertegenwoordiger wordt gekozen uit een politieke organisatie en is het dan ook voor de hand liggend dat deze organisatie moet beslissen als zij de volksvertegenwoordiger die aanvankelijk haar partij vertegenwoordigde, al dan niet terugroept. Het terugroepbesluit nu overlaten aan het CHS is onlogisch en aan willekeur onderhevig. Onlogisch, omdat de potentiële teruggeroepen volksvertegenwoordiger nimmer het CHS heeft vertegenwoordigd en aan willekeur onderhevig, daar zij de voordracht tot terugroeping ook naar eigen inzichten beoordeeld. Het CHS kan dan ook niet op basis van alle feiten, omstandigheden en motieven van de politieke organisatie het terugroepbesluit beoordelen en nemen.

Verder wordt voornamelijk een beroep gedaan op het terugroeprecht wanneer een volksvertegenwoordiger 'overloopt’ naar een andere partij en met de zetels van de politieke organisatie ervan doorgaat. Alhoewel het CHS een onafhankelijk orgaan behoort te zijn, wijst de praktijk uit dat wanneer plotseling zetels 'vrijkomen’ er evenzo plotseling een belangenverstrengeling zou kunnen ontstaan. Het reële spanningsveld in een terugroepsituatie tussen het CHS en een politieke organisatie is in de huidige terugroepkwestie tot volledige uiting gekomen. Overigens is het CHS slechts belast met het vaststellen van de verkiezingsresultaten. Waarom ervoor gekozen is om aan dit orgaan de bevoegdheid te geven om een besluit te nemen betreffende een interne politieke kwestie, is dan ook onduidelijk.

Het ligt daarom in de lijn der verwachting dat toekomstige terugroepbesluiten van het CHS mogelijk een onbehaaglijk gevoel zou kunnen laten bij de politieke organisaties. Deze zouden dan heel gauw hun weg zoeken naar de rechter, hetgeen wederom zou kunnen leiden tot legio terugroep vonnissen. Het doel van de nieuwe Terugroepwet om de vermeende onvolkomenheden in de oude wet op te lossen, is dan ook niet bereikt. De oude Terugroepwet is hierdoor dus helemaal niet dichtgetimmerd, maar juist nog meer opengebarsten. De nieuwe Terugroepwet kan daarom zelf ook worden 'teruggeroepen!’

Mr. Serena N. Essed
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May