Een ambassadeursconferentie in 1979
24 Jan 2016, 10:45
foto
De eerste ambassadeursconferentie in 1979. (Foto: de Vrije Stem)


Ambassadeursconferenties soms ook seminars of overleg genoemd, zijn vaak terugkerende bijeenkomsten die de gelegenheid bieden dat tussen het ministerie van Buitenlandse Zaken i.e. het hoofdkantoor en de buitenposten het gevoerde buitenlands beleid wordt geëvalueerd, waar nodig gecorrigeerd, bijgesteld of substantieel veranderd. De frequentie van deze bijeenkomsten kan jaarlijks of tweejaarlijks zijn. Sommige landen organiseren, vanwege de financiële kosten, deze conferenties per regio d.w.z. alleen met ambassadeurs uit een bepaald gebied, maar tegenwoordig vinden deze conferenties ook plaats via moderne communicatiemiddelen zoals het internet, ‘video conference calls’ en ‘webinars’ (web based seminars). Via de nieuwe technologie kan dus aanzienlijk bespaard worden op reis- en verblijfkosten die aan zulke conferenties verbonden zijn. In het onderstaand artikel zal ik het hebben over de ambassadeursconferentie van 1979, in een volgend artikel zal ingaan op de conferenties van 1981, 1982 en 1983, een terugblik dus, maar met lessen voor de toekomst.

Premier Henck Arron, die tevens minister van Algemene en Buitenlandse Zaken was, organiseerde de eerste ambassadeursconferentie in Paramaribo, die hij op 18 maart 1979 opende in het gebouw van de Moederbond. Arron betitelde de conferentie als 'een wezenlijk onderdeel van een goed contact met het ministerie dat onmisbaar is voor een efficiënt buitenlands beleid'.
De bedoeling van de conferentie - 39 maanden na de onafhankelijkheid - was om de basis- concepties van het buitenlandbeleid verder uit te diepen en de geformuleerde doelstellingen ervan te toetsen aan de ervaringen die de Surinaamse ambassadeurs de afgelopen jaren op hun respectieve posten hadden opgedaan en waar nodig zouden de nodige aanpassingen van het beleid plaatsvinden.

Naast de beleidsaspecten zou de in maart 1978 benoemde nieuwe directeur, Dr. Derryck Heinemann, ook aparte gesprekken voeren met de ambassadeurs over administratief-technische en financieel-budgettaire zaken. Dat laatste was van groot belang, het waren tijden om 'knikkers in te leveren' zoals premier Arron de bezuinigingsmaatregelen toen geformuleerd had.
Aan de conferentie hebben deelgenomen: Henk Heidweiler, permanente vertegenwoordiger bij de VN; Robert Ferrier, ambassadeur in België en de EEG; Wim van Eer, ambassadeur in Nederland; Inderdew Sewradjsingh, ambassadeur in Brazilië; Donald McLeod, ambassadeur in Venezuela en Joke de Vries, Consul Generaal in New York. Aan de conferentie mocht ook Percy Wijngaarde deelnemen, omdat hij op schema stond om op korte termijn benoemd te worden tot consul generaal op Curaҁao.

Ego’s overstijgen het verstand
Ik heb jammer genoeg het eindrapport van deze eerste ambassadeursconferentie niet kunnen achterhalen. Zoals bekend is veel van het archiefmateriaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken verloren gegaan bij de brand in 1996. In de kranten uit die tijd heb ik ook weinig berichten gevonden over zaken die op de conferentie zijn besproken en de besluiten die zijn genomen. Uit de summiere en weinige berichten kon het volgende worden gehaald:

1. De berichten meldden dat op de conferentie onze ambassadeur uit Washington DC niet aanwezig was. Volgens het ochtendblad de Vrije Stem was deze ambassadeur weggebleven omdat hij het niet eens was dat onze consul generaal uit New York ook aan de conferentie mocht deelnemen. Hoewel beide heren in hetzelfde land gestationeerd waren, was de samenwerking minimaal; onze consul-generaal zag zich niet als ondergeschikt te zijn aan de ambassadeur. Een competentiekwestie, die recentelijk ook weer gespeeld heeft.

2. Een andere zaak die in de pers werd gemeld, had te maken met de verhouding tussen enkele hoofden van de missies en de leiding op het ministerie, sommige ambassadeurs zagen de directeur niet als hun directe chef. Zij waren volgens hen alleen verantwoording verschuldigd aan premier Henck Arron in zijn hoedanigheid als regeringsleider en minister van Buitenlandse Zaken.

3. Het was dus volgens de pers van belang dat in de jonge buitenlandse dienst direct maatregelen genomen zouden moeten worden om de hiërarchische gezagsverhoudingen in lijn te brengen in het belang van een effectieve en efficiënte uitvoering van de werkzaamheden.

4. Ook zou voldoende aandacht besteed moeten worden aan niet alleen een betere communicatie tussen het hoofdkantoor en de buitenposten, maar ook tussen de buitenposten onderling.

5. Het overleg zou eveneens moeten werken aan de versterking van de teamgeest binnen het diplomatenkorps van Suriname.

6. De krantenberichten wisten ook te melden dat op sommige ambassades verstarring was opgetreden, die ambassadeurs zouden dus vervangen moeten worden.

De conferentie was voor het ochtendblad de Vrije Stem een gelegenheid om zijn visie over de diplomaten en de diplomatieke dienst neer te pennen. Terwijl de conferentie nog gaande was schrijft de krant op zaterdag 24 maart 1979, dat buitenlandse vertegenwoordigingen een onbetaalbare en overbodige luxe voor Suriname zijn, nog erger, ambassadeurs zijn historische overblijfsels die niet meer passen in deze tijd. Terwijl de regering had opgeroepen om 'knikkers in te leveren' worden topsalarissen betaald aan ambassadeurs. De krant geeft als voorbeeld dat onze ambassadeur in Den Haag Sf. 170.000 per jaar verdient; die in Brasilia woont tegenover de ambassadeur van Koeweit, het rijkste land ter wereld met wie onze gezant een soort ‘stree libi’ wil houden compleet met het rondrijden in een luxe Mercedes.

De Rekenkamer was in haar verslag over 1978 ook gevallen over de omvang van de huisvestingskosten van onze ambassadeur in Washington DC. De huur van zijn ambtswoning bedroeg 3.500 US$ per maand, voor inrichting van het representatief gedeelte van de ambtswoning was Sf. 71.900 betaald exclusief kosten van meubilair uit Europa en het transport hiervan zijnde een bedrag van Sf. 13.800.

Volgens de Vrije Stem “zijn het juist deze mensen die het meeste geld verslinden en het minst presteren”. Alle belangrijke zaken tussen Suriname en Nederland worden rechtstreeks geregeld tussen de ministers van beide regeringen. Moderne communicatie faciliteiten en snelle vliegverbindingen maken het mogelijk dat ministers ‘face-to-face’ met elkaar kunnen praten en onderhandelen. Ambassadeurs rennen als futu-boi’s achter de ministers aan, tenminste als zij gezien willen worden. Zij zijn eigenlijk niet in tel, maar zij doen met wellust mee aan geldverspilling, want de buitenlandse dienst kost ons land meer dan Sf 15 miljoen per jaar.
Retorisch vraagt de krant zich af 'Who needs an ambassador'? En zij geeft zelf kort en bondig het antwoord: Nobody!!!”.
Naar de mening van die krant moesten de meeste posten worden opgedoekt. Suriname zou moeten samenwerken met Nederland of andere landen om haar diplomatieke relaties te onderhouden. Bij de onafhankelijkheid in 1975 was namelijk afgesproken dat Nederland, waar nodig, diplomatieke bijstand zou verlenen aan Suriname.Volledigheidshalve, in 1983 hief Nederland die toezegging voor diplomatieke bijstand op.

Toen ik begin jaren negentig van de vorige eeuw in Washington DC arriveerde was ik verbaasd dat tijdens zijn verkiezingscampagne in 1992 de onafhankelijke Amerikaanse presidentskandidaat, Ross Perot, ongeveer dezelfde redenering had opgezet als de Vrije Stem van 24 maart 1979. Volgens Perot zijn ambassades een voorbeeld van wasteful government spending en zijn zij overblijfselen uit het tijdperk van de zeilschepen. Eens toen er geen instant worldcommunication voorhanden was, sprak de ambassadeur namens zijn land in het land waar hij geaccrediteerd was. Maar tegenwoordig met de instantaneous communications over de hele wereld is volgens Perot de ambassadeur nu in een sociale rol. Hij beveelt aan dat we redo the whole embassy structure.

Consulaat Generaal op de Nederlandse Antillen
Suriname en de meeste landen hebben ondanks alle moderne communicatiemiddelen hun diplomatieke missies in andere landen niet opgedoekt. Immers, in de diplomatie blijven face-to-face contacten van groot belang. Suriname is gewoon doorgegaan met opening van nieuwe missies in het buitenland.
Zoals op het ambassadeursoverleg van 1979 minbuza Arron in het vooruitzicht had gesteld, opende de Republiek Suriname op 30 maart 1979 een consulaat – generaal op de Nederlandse Antillen met name in Willemstad Curaçao. Percy Wijngaarde, die Surinames eerste ambassadeur was in Venezuela (1976 – 1979), werd benoemd tot consul generaal in de rang van ambassadeur.

In Surinaamse diplomatieke kringen werd verbazing uitgesproken dat onze Consul Generaal op de Antillen, rechtstreeks zou vallen onder Henck Arron. Volgens deze kringen behoorde de Nederlandse Antillen tot het Koninkrijk der Nederlanden en lag het in de lijn der verwachtingen dat de Surinaamse vertegenwoordiger op de Antillen onder de jurisdictie van de Surinaamse ambassadeur in Den Haag zou vallen, zoals dat meestal gebruik is in de diplomatieke praktijk.
In bedoelde kringen werd erop gewezen dat met deze constructie een precedent voor de toekomst was geschapen. Voor zover ik heb kunnen nagaan heeft deze constructie van Arron niet geleid tot enige problemen en is die in de achter ons liggende periode gecontinueerd geworden.

Gestadige verergering
Maar de problemen ten aanzien van de gebrekkige communicatie tussen het hoofdkantoor en de buitenposten, het ontbreken van een teamgeest en weigering van sommige diplomaten om de leiding en de instructies van de departementsleiding op te volgen zijn in de loop der jaren niet opgelost, maar juist verergerd. De oorzaken van deze voortdurende problemen komen voort uit:

A. De benoemingen van personen van uiteenlopende politieke pluimages die vaak niet met elkaar willen samenwerken, ja zelfs vijandig staan tegenover elkaar en hun voorgangers op de missie. Archieven van hun voorgangers worden niet geraadpleegd, soms zelfs weggedaan, dienstauto’s worden vervangen, in enkele gevallen worden zonder valide redenen ook andere gebouwen gehuurd als kanselarij. En helaas zien wij telkenmale een regeringsleiding die hier geen korte metten mee maakt!

B. Omdat in de jaren na de onafhankelijkheid steeds meer amateurs dan professionals worden benoemd in de hoogste diplomatieke functies missen deze vaak het niveau om het belang in te zien van een teamgeest tussen de diplomaten onderling en tussen de diplomaten en de staf op het hoofdkantoor. Camaraderie is soms ver te zoeken!

C. Een andere belangrijke oorzaak van de hier voren genoemde problemen is dat er in Paramaribo sedert lange tijd sprake is van twee centra voor het buitenlands beleid, te weten, één vanuit het kabinet van de president en één vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat resulteert soms in tegengestelde gedragingen en tegengestelde instructies met als resultaat dat Suriname niet met één stem in het buitenland optreedt en spreekt hetgeen absoluut niet in het belang is van de buitenlandse politiek van de Republiek Suriname.

Rudie Alihusain
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May