SBC-directeur betreurt nasleep persconferentie Hoefdraad

Gilbert van Dijk, directeur van Suriname Business Center (SBC) betreurt de situatie die is ontstaan na de persconferentie van Gillmore Hoefdraad, minister van Financiën. “We hebben rust nodig om de problemen, economisch en maatschappelijk tegen te gaan,” zegt van Dijk. “Elke interne trobi, zeker bij de regering, komt niet als gewenst.”

Hoefdraad heeft op een persconferentie zijn voorganger Andy Rusland en leden van de vaste commissie van De Nationale Assemblee als schuldigen voor de economische crisis aangemerkt. Als toenmalige minister van Financiën zou Rusland onjuiste informatie hebben verschaft aan Hoefdraad, governor van de Centrale Bank van Suriname, op grond waarvan hij besluiten heeft genomen. De periode na het vertrek van minister Adelien Wijnerman als minister van Financiën, heeft Hoefdraad betiteld als 'doos van Pandora' en 'Black box'. Er zou totaal geen informatie meer zijn gekomen van Financiën naar de Centrale Bank. De fractieleider van de NDP, André Misiekaba en waarnemend fractieleider Amzad Abdoel hebben fel gereageerd op de uitlatingen van de minister. Van Misiekaba mag Hoefdraad “de koffers pakken en ophoepelen.”

“Ik ben er terneergeslagen over,” zegt Van Dijk. “Ik streef juist naar rust, omdat er nu vraagstukken zijn waarvan de oplossingen de toekomst van Suriname zullen bepalen.” Hij benadrukt dat het hoogtijd is de daad bij het woord te voegen. Er is al genoeg gediscussieerd, bestudeerd en het is duidelijk wat er gebeuren moet, stelt hij. “De tijd is aangebroken om minder te zeuren, om oplossingsgericht te denken en dat de verantwoordelijke politici zich openstellen voor hetgeen er gedaan moet worden.”

De SBC-directeur zegt: “We moeten dit land redden, veilig en productief inrichten. We hebben nooit aan productie gedacht en kijk wat ons overkomt. Er zijn geen nieuwe bronnen van inkomsten aangeboord toen we de kans hadden.” Hij vindt dat Suriname dat nu eens een keer moet gaan doen. “Dat zal commitment van beleid en politieke wil vereisen.”

René Gompers