Diplomatie bij de dood koning Abdullah van Saudi-Arabië
14 Feb 2015, 08:00
foto
Premier Modi van India en koning Salman van Saudi-Arabië.


Op 23 januari jongstleden overleed Saudi-Arabië’s zesde koning, de 90 jaar oude Abdullah Bin Abdul Aziz. Na de dood van Abdullah kwamen condoleances uit vele delen van de wereld; zo was in Londen de Britse vlag halfstok bij Westminster, Christine Lagarde, de chef van het IMF, verbaasde velen om hem “a strong advocate for women” te noemen.
India stuurde zijn vice president Hamid Ansari voor de bijwoning van de rouwplechtigheden in Riyadh en daar bovenop riep de centrale regering in Nieuw Delhi 24 januari uit tot een dag van nationale rouw vanwege de dood van een “close ally and friend of India”. President Barack Obama verkortte zijn zeer belangrijk bezoek aan India om persoonlijk zijn deelneming te gaan betuigen in Riyadh.

Shuffle van halfbroers
Koning Abdullah maakte deel uit van een kring van halfbroers die effectief de macht in handen hadden in het land sinds het koningschap van Koning Feisal (1964–1975). Deze groep van halfbroers hadden Feisal gesteund in diens strijd met zijn broer Koning Saud (1953-1964).
Uit de groep of factie van Feisal werden zijn halfbroers ook koning, te weten : Koning Khalid(1975 – 1982), Koning Fahd (1982-2005), Koning Abdullah (2005–2015) en nu Koning Salman.

Sinds het ontstaan van het Koninkrijk Saudi Arabië zijn er drie constanten te identificeren in het bestaan en functioneren van dit land, namelijk: de Islam met de heilige plaatsen Mekka en Medina: de olie (productie van 9.9 miljoen barrels per dag) en de relaties met de Verenigde Staten van Amerika.

Ondanks dat 15 van 19 vliegtuigkapers die de 9/11 aanvallen uitvoerden van Saudi-Arabië afkomstig waren, heeft de Saudi-Amerikaanse relatie de storm weten te doorstaan; de relatie hield ook stand tijdens de Iraakse oorlog en wat men is gaan noemen, de Arabische Lente.

Op de sociale media spraken velen hun verwondering uit over zoveel eerbetoon voor een koning van een land, dat gekwalificeerd wordt als regressief en archaïsch, waar mensenrechten bijna dagelijks worden geschonden, dat een mogelijke rol heeft in het stimuleren van extremisme, waar in het openbaar straffen zoals ophanging plaatsvinden, waar ook geen afwijkende meningen zijn toegestaan en waar vrouwen niet mogen autorijden.

India en Saudi-Arabië
Voor wat India betreft is het antwoord volgens de journalist, Kabir Taneja, te vinden in de volgende aspecten: de energie oftewel oliepolitiek van India; de 2.5 miljoen sterke Indiase gemeenschap in Saudi-Arabië en de invloed van Riyadh op Sunni Moslims, die de meerderheid vormen van de Indiase Moslims.
In 2006 vond het eerste bezoek in 51 jaar plaats van een Saudische vorst aan India. Koning Abdullah was de eregast bij de viering van de Dag van de Republiek in Nieuw Delhi. Tijdens dit bezoek vond de ondertekening plaats van de “Delhi Declaration”, die een strategische energie partnerschap inluidde tussen de twee landen. India zou grote hoeveelheden olie kopen en Riyadh zou dito grote hoeveelheden olie verkopen. Een win-win deal voor beide landen!

Voor Saudi-Arabië zijn de olie-inkomsten cruciaal voor het handhaven van de binnenlandse rust en veiligheid en haar wereldwijde invloed middels geldelijke donaties. Van de miljarden die worden verdiend aan de olie koopt het land ook voor miljarden aan wapens uit het Westen. Gedurende de Arabische Lente, werden eveneens miljarden gespendeerd aan sociale programma’s en projecten (b.v. bouw van universiteiten) om de eigen bevolking 'in check' te houden.

India aan de andere kant heeft bijna chronisch te kampen met een enorm energie tekort en daarom genoodzaakt is grote hoeveelheden olie te importeren. Zonder olie zal India niet in staat zijn om het voor zichzelf gestelde doel van een jaarlijkse groei van 8% te realiseren.

De relatie India–Saudi-Arabië is zo innig dat enkele jaren geleden de Saudische nationale petroleum maatschappij ARAMCO verklaarde, dat Riyadh bereid is elke hoeveelheid olie zonder voorwaarden te verkopen aan India, ook als zou dat land achter zijn met de betalingen.

Volgens het Internationaal Energie Agentschap is het aantal mensen in India onder de 'energy poverty line' ongeveer even groot als de totale bevolking van de Verenigde Staten van Amerika.
Naarmate de Verenigde Staten van Amerika zelfvoorzienend worden in hun energiebehoeften, zullen de grootste markten voor de Saudische olie in het Oosten zijn, met name, India, China en Japan. Voor India is het dus zeer noodzakelijk haar relatie met het Saudische vorstenhuis te koesteren.

De redenen voor de innige relatie van de Westerse wereld met het Huis van de Sauds zijn verschillend van die van India. Niettemin geldt voor beide dat het makkelijker is te onderhandelen met één koninkrijk dan met een uitéénvallende structuur zoals die recentelijk zich heeft voorgedaan en voordoet in enkele landen in het Midden-Oosten.

De rouw voor Koning Abdullah in India moet gezien worden in de context van cruciale, nationale Indiase belangen die dwingend voorschrijven dat de centrale regering in Nieuw Delhi handelt binnen zijn strategische behoeften in het belang van groei en ontwikkeling. Zolang als het land 80% van zijn energie benodigdheden importeert, kan de Republiek India het zich niet veroorloven onaangenaam te zijn vis-a-vis een koninkrijk en zijn koning die grote hoeveelheden olie onder zijn beheer heeft.

In Riyadh hoefde men zich niet af te vragen “India Vastavaiya, India Vastavaiya” (= India, zal je komen of zal je er zijn). India was er, het was gewoon ondenkbaar dat India er niet zou zijn.
Maar India stond niet alleen in zijn lofzang voor de overleden Abdullah. De VS was er op het hoogste niveau, Japan prees hem als een 'peace keeper', premier Cameron noemde hem ook als een man die het onderlinge begrip tussen godsdiensten heeft versterkt.

Credo internationale politiek
De genoemde reacties op de dood van Koning Abdullah bevestigen de opvatting die reeds in 1848 door Lord Palmerston in het Briste 'House of Commons' was verwoord i.e. dat op het stuk van de internationale betrekkingen We have no eternal allies and we have no perpetual enemies. Our interests are eternal and perpetual, and in these interests it is our duty to follow.

Deze uitspraak is later door vele staatslieden herhaald, naar het schijnt ook door de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, John Foster Dulles, onder president Eisenhower (1953-1961). De Franse president Generaal Charles de Gaulle (1959-1969), heeft deze uitspraak ook gebruikt, maar meer in algemene zin van “natie staten hebben geen permanente vrienden”. Dit is geheel in lijn met een opvatting van de Generaal dat “les hommes peuvent avoir des amis, pas les hommes d’ Etat” (= mannen kunnen vrienden hebben, staatslieden niet).

Met het bovenstaande heb ik wat meer reliëf willen geven aan een credo in de internationale politiek van “permanente belangen altijd, permanente vrienden nooit”. Waar de belangen van landen samenvallen, neemt zakendoen het over en vervagen mensenrechtenschendingen!

Rudie Alihusain
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May