Werelderfgoed en de Nederlandse cultuurpolitiek
13 Jan 2014, 11:00
foto


Met alle sympathie voor de Stichting Gebouwd Erfgoed kan de directeur ervan, Stephen Fokké hemel en aarde bewegen om Unesco ervan te overtuigen dat het niet de schuld is van zijn stichting dat Suriname onvoldoende aandacht heeft besteed aan zijn twee (monumenten en de natuur) Werelderfgoed-projecten. Dat kon ook niet anders, want het cultuurbeleid van Suriname bevindt zich sinds mensenheugenis in de politieke lappenmand. Geen probleem voor veel ontwikkelde burgers van Suriname, omdat vooral deze hebben geleerd dat ’s lands belang andere prioriteiten kent. De twee en een halve ministers van Financiën hebben dat ook geweten. Dat waren drie Surinaamse academici die ook hart hadden en nog steeds hebben voor de Surinaamse zaak, maar dat stemde niet overeen met het belang van de politieke leiders.

In Suriname moeten politici altijd scoren bij het grote publiek, de bekende zogenaamde achterban. Vakbondsleiders kennen dit fenomeen ook maar al te goed; ze mochten nog zo populair bij hun leden zijn, maar als het op stemmen aankomt in de politiek, haalden zij het nooit. Zij werden omhoog getrokken door hun coalitiepartners.

Modderbank
Dit lot is het Surinaamse cultuurbeleid ook beschoren. Het publiek geniet van alle pracht en praal van de cultuuruitingen van Suriname, maar draagt er zelf nul centen bij. De makers van het monument van Baba en Mai en nu nog steeds de bestuurders van het Lalla Rookh-complex, kennen dit ook maar al te goed; er worden door grote ondernemers en succesvolle bedrijven gouden bergen beloofd maar als het op betalen aankomt, ontdek je dat we eigenlijk nog steeds vastzitten op een modderbank; een culturele modderbank wel te verstaan.

In de cultuursociologie zeggen we dan dat het milieu van de ‘sponsors’ nog niet zo goed ontwikkeld is om culturele projecten te financieren. Het hele Surinaamse cultuurbeleid lijdt hieronder. Al gauw bleek ook dat gestudeerde mensen geen goede culturele bagage hebben en daarom mislukken ook vele leuke culturele projecten.

Nederlandse cultuurpolitiek
Een slecht voorbeeld is de Nederlandse cultuurpolitiek in het buitenland. In alle gevallen ging het eerst om het Nederlandse belang en dat moeten Surinamers ook nog leren, bij alle buitenlandse hulp moet het belang van de gever altijd zijn gediend. In het september nummer van de Nederlandse National Geographic wordt in een aparte bijlage ‘Werelderfgoed van morgen’ aandacht besteed aan het Nederlandse erfgoed. Suriname en Indonesië worden in de bijlage wijselijk verzwegen, blijkbaar vanwege hun ‘politieke’ onafhankelijkheid. Maar in de bijlage staat al in de intro een pleidooi voor het plantagesysteem van West-Curaçao, het Marine Park op Bonaire en de Mount Scenery op het eiland Saba, die moeten worden geplaatst op de lijst van het Werelderfgoed van de Unesco.

Tijdens de ICOM-conferentie in Rio de Janeiro in 2013, waar Suriname ook aanwezig was, hadden de ontwikkelingslanden wederom hun misnoegen geuit over de dominante rol van de rijke landen. In zijn eindverslag heeft de Surinaamse vertegenwoordiger dit ongenoegen ook tot uiting gebracht in de zin van, wij vertegenwoordigen weliswaar een arm land als Suriname maar wij –gesponsord door Unesco- komen niet op zulke belangrijke museumconferenties van de Unesco om naar’ kinderverhalen’ te luisteren over het moderne museumwezen van de rijke landen.

Want wat zouden de rijke landen ervan vinden als wij een project van de leeggeplunderde suikerfabriek van Mariënburg zouden sturen naar bijvoorbeeld de World Monuments Fund in Washington? Dan was er toch weer onmiddellijk ruzie tussen ons en de Nederlandse politiek, maar hopelijk niet tussen ons en de doorsnee Nederlandse burgers, zoals Janneke Braamburg uit Enschede. Zij bekritiseert het Werelderfgoed in de rubriek Forum in het november nummer van de Nederlandse NatGeo. Daarin vraagt zij, waarom er geen aandacht wordt geschonken aan de 445.000 levend aangekomen slaven in Suriname en Curaçao die een zeer grote bijdrage hebben geleverd aan de Nederlandse economie in de zeventiende eeuw (de gouden eeuw). ‘Nakomelingen hiervan worden elke keer gekwetst wanneer wij bij het enthousiasme over wat wij hebben bereikt, hun bijdrage niet genoemd wordt.’
Misschien zou het goed zijn wanneer de Surinaamse burger die in Nederland heeft gestudeerd en ook daar heeft gewerkt, vaker rechtstreekse contacten onderhoudt met zijn oude vrienden in Nederland.

Na het grote sociologisch onderzoek: ‘Een nationaal onderzoek voor een cultuurbeleid in Suriname’ onder 3.161 scholieren en 675 volwassenen, een Unesco-project 00 SUR 602, uitgevoerd door twee Surinaamse academici (BSM en CRB) werd in het eindverslag (van 50 bladzijden) in februari 2002, een kleurenpagina opgenomen met foto’s en de bijpassende tekst: ‘Als wij dit alles hebben beschermd, gered en verzorgd, blijft de culturele vorming van onze medemens nog altijd ons aller zorg. Daar gaat u ons toch ook mee helpen?’
Toen en tot nu, twaalf jaar later, heeft niemand erop gereageerd. Helaas!


Benjamin S. Mitrasingh
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May