Aftredende ministers geen directeur maar ambtenaar ter beschikking

Ministers worden na hun aftreden niet geplaatst in de functie van directeur van een departement. Zij krijgen een ambtenarenstatus en zijn ter beschikking van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Michael Miskin, penningmeester van de Centrale van Landsdienaren Organisaties (CLO), toont als bewijs hiervoor twee missives. De een dateert van 9 september 1996 en is getekend door de toenmalige vicepresident Jules Ajodhia. De tweede ambtsbrief, uit juni 2000, is getekend door Errol Alibux, eerste vervanger van vicepresident Pertaap Radhakishun (nu wijlen). Met deze tweede missive wordt de eerste gewijzigd.

In de ambtsbrief van 1996 heeft de toenmalige raad van ministers goedgekeurd dat alle ministers (zij die komen uit ambtelijke dienst voor hun ministerschap en ook die uit de particuliere sector) de status krijgen hoofdambtenaar A, in de geldende salarisschaal van 24. Ook krijgen zij alle emolumenten verbonden aan de functie van een departementsdirecteur. Dit geldt voor personen die ten ministe 1 jaar het ambt van minister hebben vervuld en eervol uit de dienst zijn ontslagen.

In dezelfde missive staat dat ministers persoonlijk een schriftelijke aanvraag moeten indienen bij de president als zij in aanmerking willen komen voor deze regeling. Miskin wijst op het verschil dat de ex-ministers voorzieningen krijgen van een departementsdirecteur maar niet die status hebben. In de tweede missive wordt de schaal van 24 gecorrigeerd naar die van een departementsdirecteur vanwege de ontkoppeling van directeuren en onder directeuren uit de centrale loonreeks in 1998.

(Wilfred Leeuwin)

Resolutie.pdf