Belfort geeft achtergrond optreden tegen Gallant
02 Mar 2013, 14:00
foto
Minister Edward Belfort van Justitie en Politie


Minister Edward Belfort gaat via een persbericht uitgebreid in op het geschil tussen hem en vakbondsleider Gustaaf Gallant van de Bond Penitentiaire Ambtenaren Suriname (BPAS). Met diverse wetten wordt uitgelegd dat de minister de correcte procedures heeft gevolgd. Gallant is buiten functie gesteld na uitspraken gedaan over de betrokkenheid van Belfort bij een optreden van de actiegroep om het bestuur af te zetten.

Communiqué van het Ministerie van Justitie en Politie

De afgelopen weken heeft het Ministerie van Justitie en Politie aandacht getrokken van velen in onze samenleving, zulks vanwege handelingen c.q. uitspraken van een bepaalde vakbondsleider bij een van de sectoren binnen het ministerie en de reacties van gezagsdragers en burgers op dit gebeuren.
Het ministerie voornoemd heeft gemeend, van uit het oogpunt van het verschaffen van achtergrondinformatie over de zienswijze van het ministerie over de betrekkelijke aangelegenheid, het publiek als volgt te informeren:

1. Het Besluit Taakomschrijving Departementen (S.B. 1991 NO.58) zoals laatstelijk gewijzigd bij SB 2011-no.124, geeft het Ministerie van Justitie en Politie de opdracht zorg te dragen voor o.a.: de handhaving van de fundamentele mensenrechten en vrijheden, de zorg voor het beleid ten aanzien van delinquenten, waaronder begrepen de resocialisering en de zorg voor de inwendige veiligheid van de staat en de handhaving van de openbare orde en rust, het voorkomen van inbreuken daarop en de bescherming van personen en goederen.
Tot de uitvoering van de hier opgesomde taken zijn gespecialiseerde korpsen in het leven geroepen zoals het Korps Politie Suriname en het Korps Penitentiaire Ambtenaren.
De aard van de genoemde taken legt aan de functionarissen van deze gespecialiseerde eenheden bijzondere verantwoordelijkheden op. Discipline, ijver en plichtsbetrachting zijn de meest in het oog springende karakteristieken bij de functie uitoefening.
Het zijn functionarissen die een dienstbetrekking hebben met de overheid welke formeel kan worden aangetoond door middel van beschikkingen van de minister of resoluties van de president, terwijl de rechtspositie van deze landsdienaren in de Personeelswet (SB.1985 no.41) is geregeld.

2. De Grondwet van Suriname (SB. 1987 no.116, zoals gewijzigd bij SB.1992 no.38) geeft in art 30 aan, dat werknemers vrij zijn om vakverenigingen op te richten voor de behartiging van hun rechten en belangen.
Daar het Ministerie van Justitie en Politie o.a. de opdracht heeft de rechten en vrijheden van burgers en vreemdelingen te bewaken en te beschermen, spreekt het van zelf dat landsdienaren die bij voornoemd ministerie in dienstbetrekking zijn eveneens de vrijheid zullen moeten hebben zich te organiseren en de erkenning te krijgen als vakorganisatie indien aan de nodige formaliteiten is voldaan.
Indien de Republiek Suriname partij is bij internationale verdragen ter zake van vakorganisaties en rechten van werknemers, zal het ministerie deze verdragen in acht nemen bij het nemen van beslissingen.
Art. 9 van onze Grondwet geeft aan dat een ieder recht heeft op fysieke, psychische en morele integriteit, hetgeen betekent dat wanneer dit recht door wie dan ook wordt aangetast de benadeelde partij zich bij de rechter kan vervoegen, teneinde genoegdoening te krijgen van het onrecht hem/haar aangedaan.

Uit het voorgaande kan worden gesteld, dat de vakorganisatie bestaat uit leden die in dienstbetrekking zijn bij een werkgever c.q. de overheid. Deze dienstbetrekking legt aan de werknemer verplichtingen op die verband houden met de inzet van de factor arbeid voor de realisering van de doelen van de organisatie.

De vakorganisatie maakt geen deel uit van de formele structuur van het bedrijf of ministerie en kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor het beleid, dat door de leiding van de organisatie wordt vastgesteld.
Het bestuur van de vakorganisatie is bij het voeren van onderhandelingen partner van de leiding van het bedrijf of ministerie waarmee de collegiale relatie tussen de beide entiteiten wordt aangegeven. Hier is dus geen sprake van een hiërarchische relatie.
De vakorganisatie kan derhalve geen beslissingen nemen die de verantwoordelijkheid van de leiding van de organisatie regarderen.

De minister van Justitie en Politie is op grond van het bovenstaande van oordeel, dat de erkenning van elkaars verantwoordelijkheden tegenover de staat en de burgers van het land met zich meebrengt het corrigeren van handelingen c.q.uitspraken die de integriteit van personen c.q. gezagsdragers aantasten. In dat geval heeft een ieder het grondwettelijk recht de correctie door de rechter te doen plaatsvinden. Het doet er dan niet toe in welke hoedanigheid de pleger van de inbreuk zulks heeft gedaan.
Tot het plegen van inbreuken op de persoonlijke integriteit is er geen immuniteit. Indien het ministerie een dergelijk principe zou hanteren dan zou hij aan de ondergraving van zijn eigen taakstelling werken en dus het staatsbelang ondermijnen.
Internationale conventies kunnen nimmer de bedoeling hebben immuniteit te verschaffen aan vakbondsleiders om inbreuken te plegen op de persoonlijke integriteit van staatsburgers.

In de dienstbetrekking die er bestaat tussen het ministerie (de staat) en de vakbondsleider is de continuïteit van de arbeid en dus van het staatsbelang primair. In dit kader is er geen onderscheid tussen vakbond en anderen, daar een ieder aan hetzelfde doel werkt en dus zich aan dezelfde regels dient te onderwerpen.
Verweer na voorlegging van de feitelijke schending van de persoonlijke integriteit is een vereiste binnen de rechtspositie van de landsdienaar.
Het ligt dan aan het oordeel van de gezagsdrager om de steekhoudendheid van dit verweer vast te stellen en al dan niet te aanvaarden.
De afweging van de consequenties voortvloeiende uit de mogelijke beslissingen, heeft als primair doel het veiligstellen van het staatsbelang in dit geval de ongestoorde voortzetting van de arbeid.

Het bezigen van termen als: terugfluiten van de minister en inslikken zijn hier volstrekt niet van toepassing daar deze de indruk wekken, dat aan de beslissing van de gezagsdrager geen rationele overwegingen hebben gegolden. Overigens is in 2010 bij een andere gezagsdrager dezelfde gedragslijn toegepast en ging het eveneens om dezelfde vakbondsleider.

Het ministerie is de werkgever en tevens een staatsorgaan dat het regeringsbeleid over een bepaalde sector van de maatschappelijke werkelijkheid uitvoert. Dit beleid heeft evenwel raakvlakken met het beleid van andere ministeries. Het disfunctioneren van Justitie en Politie heeft ongetwijfeld negatieve gevolgen voor het beleid van andere ministeries.
En juist hier ligt de opdracht aan allen, al dan niet georganiseerd in een vakorganisatie aan dit beleid uitvoering te geven.
Dit betekent, dat aan de uitvoering van bepalingen van reglementen, beslissingen van de minister en van de regering onverkort zal dienen te worden meegewerkt.
Hier zal er dan geen onderscheid zijn tussen ministerie en vakbond omdat een ieder bijdraagt aan de verwezenlijking van het staatsbelang.
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May