Column: Politieke Borrelpraat (PBR) deel 135
10 Feb 2013, 22:00
foto
Vicepresident Robert Ameerali tijdens de trainingsweek van de Surinaamse Vereniging van Journalisten.


“Tok-tok-tok! Ruzies in ons kippenhok.”
“Eerste kippenruzie: viece-vader Haan zei: ’Journalisten zijn voorlichters, voorlichters zijn kippen, kippen zijn hanen en hanen zijn kuikens en toen begon de ruzie.”
“Wie aan de macht is, eist van de persmensen dat die braafjes liefst alleen maar de goede dingen van de regeerders rondbazuinen en de blunders, flaters, knoeierijtjes, regelarijtjes en knevelarijen verzwijgen of helpen rechtpraten.”
“Dat begon al bij meneer Beeldsnijder-Matroos, die in 1774 de eerste Surinaamse krant uitgaf. De drukproeven moesten eerst grondig door het kabinet van de gouverneur getjekt worden en pas dan werd toestemming tot publicatie gegeven.”
“Te begrijpen dat dat tot de nodige wrevels bij de heer Matroos leidde.”
“En wie in de oppositie zit, wil dat de pers liefst alleen maar de kwanselarijen van de regering, liefst op smaak gebracht met wat extra kruiden, zout en olie, publiceert en de goede dingen heel eventjes noemt en liefst vergeet.”
“Maar ik vond het overtrokken om voor dit ding helemaal naar internationale organisaties te stappen om de zaak aan te kaarten, alsof de persvrijheid hier ernstig in gevaar liep.”
“Luister, mijn borrelvriend, de persvrijheid is het hoogste goed van elke weldenkende samenleving. Moment dat wie dan ook daaraan komt, is de weg open voor barbarisme en dictatuur.”
“Toch vind ik dat naar buiten rennen in dit geval verdreven. We konden de zaak toch intern oplossen?”
“Dat is toch gebeurd?”
“Misschien juist omdat we de zaak internationaal hebben aangekaart.”
“Tok-tok-tok, vader Baas Haan zei: we distantiëren ons van dat Smeulderse getok; dat was niet het regeringsstandpunt. Einde discussie en geen getok meer hierover.”
“Don’t tok no more.”
“En tok zeg ik: als je eens door een giftige slang bent gebeten, een hele tijd pijn hebt geleden om over de gevolgen van die beet heen te komen, een paar tenen en een stuk van je hiel daarbij hebt moeten laten amputeren, dan ga je terecht meteen op je achterste poten staan als je een worm ziet.”
“Een groep vossen verliest z’n haren, wordt oud, grijs, dik en kaal, maar verliest z’n streken niet.”
“Wie eens een persbureau, een krant en een paar radiostations opgeblazen heeft en eigenaars en medewerkers daarvan uit hun bed heeft gelicht en middels de krijgsraad te velde geëxecuteerd heeft, is nooit meer te vertrouwen op het punt van de persvrijheid.”
“Daarom vind ik het goed dat meteen groot ophef is gemaakt.”
“En waarom mag Alierio van De Dielipse Tijden geen redactionele artikelen meer schrijven?”
“Hij had er zelf genoeg van; steeds moest hij alleen het redactioneel artikel schrijven, en niemand van de redactie hielp hem daarbij. Daardoor kwam steeds alleen zijn mening erin.”
“Opeens is dat zo een bezwaar? Zo is nou eenmaal meestal een redactioneel artikel. De redacteur verwoordt wat bij hem en bij de redactie leeft.”
“En waarom zegt hij dat pas toen tante Ruth daarover twitterde op haar Feesboek?”
“Ai, inderdaad. Kon hij de eerste dag dat hij de brui gegeven had aan het schrijven van dat redactioneel artikel dat niet netjes aan zijn lezers mededelen? Waarom gebeurde dat in alle stilte, op een soort sluip-fasi?”
“Ai werkelijk; het eerste wat me opviel was dat die karikatuur, die spotprent, opeens zo onbeleefd groot was. Pas na een paar dagen merkte ik dat dat was om dat gat te vullen dat door het wegvallen van dat redactioneel artikel van de hand van Polshemd ontstond.”
“A koranti na’f mi, dus mi mag bepaal sa e kong ien’ning. No wan soema moes L%$#&, nanga K*&^%!!!”
“Ai, zo praat hij.”
“Wat stoer, zeg!”
“Is niet eerder ook zo een hardwerkende redacteur om een soortgelijke reden opgestapt?”
“Wat zeggen de Fransen in zo een geval?”
“L’histoire se répète.”
”Mijn vader zei: répètètètètètètèt.”
“Oftewel: de geschiedenis herherherherhaalt zich.”
“Zie het effect: Tijden van Suriname blijft bij stapels bij de verkooppunten liggen.”
“Zelfs Slagblad verkoopt nu beter.”
”De krant moet ook schrijven wat het publiek wil en niet alleen wat de eigenaar wil.”
“Hetzelfde geldt voor de overheidsmedia en de overheidsvoorlichters, die uit het geld van alle belastingbetalers worden betaald.”
“Laat die overheid ons belastingsgeld en hun energie liever besteden om die knoeiers en schatkistplunderaars in hun midden uit de weg te ruimen. Die maken het regeringsbeleid tot een farce, niet de pers die dit geknevel openbaar maakt!”
“En omdat men gebonden is aan die knoeiers en knevelaars of om andere redenen niet tegen hen kan optreden, probeert men de vrije pers voor te schrijven dat die alleen maar de positieve dingen van de regering moet publiceren.”
“Nee, men stelt voor dat de pers een opvoedende taak heeft en niet alleen maar de negatieve dingen moet publiceren.”
“Maar daarvoor heeft men toch ook die overheidskrant in kleur, die elke vrijdag, ook met belastingsgeld, als bijlage in de dagbladen wordt gestopt?”
“Je kan zeggen wat je wil, maar het is een goed opgezette krant met heel wat nuttige overheidsinformatie.”
“Da waarom zeurt men dat de vrije pers, die niet op belastingsgeld draait, zus moet zeggen en zo moet schrijven?”
“Omdat het gros van het publiek eerder de kranten van de vrije pers leest en de vrije radiostations beluistert en de vrij tv-stations bekijkt, omdat ze daar meer action, meer soowsoe, meer de echte waarheid lezen, te horen en te zien valt, dan in het gros van die voorgekauwde en gecontroleerde overheidsmedia.”
“We mogen het daarom als een teken en een zegen beschouwen dat we onze nestor van de journalisten, de honorabele masra Leo Morpurgo nog altijd in ons midden hebben.”
“Voor hem een standbeeld of een belangrijke straat vernoemen, met alle genoegen, met alle grani, in plaats van al die dubieuze politieke figuren.”
“Van die zijn er zelfs boeken verschenen, maar wanneer komt die van Oom Leo? Dan kunnen we nog generaties lang putten uit zijn wijsheden en ervaringen.”
“En het juiste woordgebruik. Inderdaad heeft hij groot gelijk als je ziet wat allerlei nieuwbakken journalisten voor woorden verkeerd spellen en gebruiken.”
“Maar om terug te komen, als iedereen weet en ziet hoe goed je als regering bent, waarom stoor je je dan aan die simpele en domme kritiek van wat gekke krantjes en radiostations over wat pietluttige zaken?”
“Omdat het misschien geen simpele en geen domme kritiek is over allesbehalve pietluttige zaken en misschien omdat men in bepaalde regeringspartijen schichtig, kopschuw en zenuwachtig wordt omdat de eigen achterban en ‘achterband’ openlijk begint te knorren, te porren, te morren, te torren en te mopperen dat nog steeds te weinig aan hun verlangens wordt tegemoetgekomen, terwijl 2015 met rasse en krasse schreden nadert.”
“Eh, heren, ik vind dat jullie nu te ver gaan. Zeg ook wat voor goeds deze regering doet, en kijk minder naar dat kleinzielig en dorpsjaloerse gedoe dat meer vanuit oppositionele kringen komt, die zelf 15 jaar lang stilstand in hun beleid hebben verheven tot stabiliteit, en die niet kunnen zien hoe goed deze regering in nog geen drie volle jaren voorwaarts koerst met lucratieve gouddeals en een miljard aan deviezenreserve...”
“En gopy-deals, te dure generatordeals, abrham-deals, dielepdeals...”
“Tok-tok-tok, ruzie twee in het kippenhok. Een aantal kippen wil dat vader Haan niet alleen maar kijkt naar geldmagnaten en eigenbelangers, maar dat hardwerkende kippen weer op de juiste plekken komen om in de kippenren voor de kippenpartij te werken.”
“Een aantal grote kippen heeft zelfs een kippenhok-petitie getekend waarin ze dit zwart op wit stellen.”
“Maar vader Grote Haan heeft gewaarschuwd voor animositeit binnen z’n kippenhok.”
“Iedereen op stok, tot het nok, anders m’e bok a heri hok, tok-toook, geen gemok.”
“Wat is animositeit? Heeft dat iets met animals of animatie of anoniem te maken?”
“Nee, woordenarme broeder, het heeft met een geprikkelde stemming te maken, mensen zijn geprikkeld tegen anderen in een groep, dat is animositeit.”
“Daardoor raakte vader Baas Haan geprikkeld tegen die geprikkelden en vond hij dat ze niet geprikkeld moesten zijn tegen zijn favoriete kip in Nawica.”
“Maar als vader grote Haan blijft kiezen voor zijn hoofdsponsers en niet voor zijn hoofdwerker in Nawica, wat dan?”
“Dan gaan vele kippetjes naar de Tjandrika-ren.”
“Wat is Nawica?”
“Ooow, jongste onder ons, wees toch wat woordcreatief, speel een beetje met de lettergrepen.”
“Maar zo een houding heeft dit kippenhok een tiental jaren geleden toch in twee delen uit elkaar doen spatten?”
“Ja, een deel bleef KPH, Kip Pen Hok heten, en dat andere deel ging HPK heten.”
“En wat betekende HPK dan?”
“Simpel: Hok Pen Kip.”
“Het gevolg was dat die ouwe ploeg met Ronald aan het stuur en met Shanti-shanti als vaste staart en Somo-nomo en Lonnie-ponnie als annexen aan de macht kon komen.”
“Kippeke Klairie mag nu de scherven in het kippenhok gaan lijmen, dan finaliseert vader Grote Haan binnenskamers natuurlijk, achter gesloten deuren natuurlijk, heel democratisch natuurlijk de kwestie.”
“Clarie is Kees
“L’histoire se répète.”
“Ruzie drie in het kippenhok: twee haantjes gaan tekeer met elkaar: Haantje de Bellifleur, versus Haantje Gelant, oftewel Haantje-de-voorste van de Pa’s, die bedreigd wordt door een interim-kippetje-de-voorste, een van de Ma’s. En Haantje Bellifleur houdt begrijpelijk meer van kippetje Lucy dan van de niet zo gallante Pah.”
“”Suriname, het land waar voorzitters tot den dood aanblijven; in de politiek en bij de vakbonden vooral.”
“Ook bij voetbal begint het er ook op te lijken.”
“Maar heren, een toast op het jaar van de Slang, ons tweede nieuwjaar.”
“Er is aardig geschoten, dit jaar.”
“Al 160 jaar is deze groep hier en zijn ze een onwrikbaar deel van onze samenleving geworden; hecht, werkzaam, slim, geduldig en zuinig.”
“De peilers om waar ter wereld dan ook vooruit te komen.”
“Dat van ze: ze blikken niet steeds terug naar hun goed ellendig verleden als volk, maar kijken vooruit naar de mogelijkheden en benutten die door keihard te werken, zonder te klagen en om hulp te vragen.”
“Als zij allemaal twee dagen sluiten of niet werken, breekt de hel los in dit land.”
“Moet je niet aan mij zeggen, maar aan degenen die met langslapen, effe een slagje slaan, niet naar school willen gaan, meer aan pleziertjes denken dan aan de toekomst, proberen vooruit te komen.”
“Ik zeg: ik ben gestopt met roken; dat is goed voor mezelf, m’n zak en m’n omgeving.”
“Goed zo, hou het zo. Nu nog dat zuipen afleren.”
“Proost.”

Rappa
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May