Geschiedenis van de dekolonisatie: het dilemma van Sjahrir
08 Sep 2012, 21:30
foto
Sutan Sjahrir


Ik heb eerder een artikel gepubliceerd op Starnieuws over de Indonesische nationalist en eerste premier van Indonesië, Sutan Sjahrir (1909 – 1966). Sjahrir was behalve overtuigd nationalist ook een intellectueel, die een grote kennis had van zowel de oosterse als de westerse cultuur. Hij heeft ook enkele jaren in Nederland gewoond en gestudeerd (1929 – 1931).

Sjahrir zag zichzelf als een universeel denker en weigerde de culturele keuze tussen ‘oosters’ en ‘westers’ te maken, omdat naar zijn mening de loop van de wereldgeschiedenis nu eenmaal tot een zekere versmelting van die twee elementen had geleid, zonder welke vooruitgang niet mogelijk was. In 1934 werd Sutan Sjahrir, net als Mohammed Hatta en andere nationalisten, door het koloniale gouvernement vanwege zijn politieke opvattingen verbannen naar het verafgelegen en onherbergzame Boven Digoel en later naar Banda, een iets milder verbanningsoord. Daar schreef hij in de jaren 1934 tot en 1938 zijn ‘Overpeinzingen’, een politiek en filosofisch dagboek.

Anti-koloniale denkbeelden
We vinden in dit dagboek veel terug over Sjahrir’s afkeer van het kolonialisme, zonder dat hij ooit rancuneus of haatdragend wordt tegen Nederland. Sjahrir ergerde zich met name aan de kruideniersmentaliteit van het Nederlandse gouvernement en aan het onvermogen van Nederland om vooruit te denken en het Indonesische volk te stimuleren op de weg naar zelfstandigheid. Volgens Sjahrir had dit gekund door een beter cultuurbeleid gericht op ontwikkeling.

Er was in die tijd in Nederlands Indië weliswaar sprake van inspraak voor de inheemse bevolking via diverse organen, maar daarbij ging men zo behoudend te werk, dat dit niet acceptabel was voor de nationalisten. Die waren al in de jaren twintig tot een strategie van ‘non coöperatie’ overgegaan, net als Nehru en Gandhi in India. Juist degenen die in het democratische Nederland hadden gewoond zoals Hatta en Sjahrir, hadden een scherp oog ontwikkeld voor het gebrek aan democratie in de koloniale gebiedsdelen. Dat kan ook gezegd worden van de Surinaamse nationalist Anton de Kom, die in de jaren twintig in contact stond met de Indonesische nationalisten. In feite wilde De Kom de Surinaamse strijd voor onafhankelijkheid koppelen aan de Indonesische, maar door omstandigheden is het daar nooit van gekomen. De Indonesiërs richtten zich meer op hun bondgenoten in India.

Opkomst van het fascisme in het westen en in het oosten
Vervolgens gaat Sjahrir in zijn ‘Overpeinzingen’ in op de opkomst in de jaren dertig van het fascisme in Duitsland, Italië en Japan. In de ogen van Sjahrir was de opkomst van het Japanse fascisme een groot gevaar voor de Indonesische bevolking. Hij heeft daar later ook gelijk in gekregen. Hoewel de Japanse bezetting indirect heeft geleid tot de Indonesische onafhankelijkheid, heeft de bevolking er zwaar onder geleden. Volgens een rapport van de Verenigde Naties zijn tijdens die bezetting ca. vier miljoen Indonesiërs omgekomen door honger en dwangarbeid. Daarnaast waren er ca. 30.000 Nederlandse doden als gevolg van de Japanse bezetting.

Sjahrir voorzag die ellende en was daarom in de periode 1937/1938 voorstander van een compromis tussen de koloniale regering en de Indonesische nationalisten. Dit compromis zou inhouden dat Nederland de nationalisten zou erkennen en een redelijk tijdspad zou afspreken richting nationale zelfstandigheid cq onafhankelijkheid. In ruil daarvoor zouden de nationalisten hun houding van non-coöperatie opgeven. In dit scenario zouden Nederland en de republiek Indonesië (in wording) zij aan zij hebben gestaan in de strijd tegen het Japanse fascisme.

Op 25 maart 1938 schrijft Sjahrir hierover in zijn dagboek: “Het is duidelijk, dat wij ons standpunt moeten innemen in de toekomstige strijd (tegen het fascisme, JG) en dat wij ondubbelzinnig in hetzelfde kamp moeten staan als Holland, omdat er nu grotere antithesen ontstaan, die de antithese tussen Holland en Indonesia overschaduwen en minder belangrijk maken”.
Het is nooit zover gekomen. In haar bekrompenheid en angst voor revolutie, koos de Nederlandse regering ervoor om de nationalistische leiders in isolement te houden. Het hoeft ons niet te verbazen dat een groot deel van de Indonesische bevolking en hun leiders de Japanners daarna welkom hebben geheten als bevrijders van het koloniale juk (Sjahrir zelf koos overigens hierin een eigen positie en ging gedurende de Japanse bezetting ‘ondergronds’).

Geleidelijke veranderingen
Interessant is ook de langzame mentaliteitsverandering in de koloniale maatschappij, zoals die door Sjahrir beschreven wordt in zijn dagboek. Hierover schrijft hij in 1938: “Al die geestelijke beletselen voor wederzijds begrip en werkelijke samenwerking hebben nu al niet meer dezelfde betekenis als een twintigtal, ja zelfs een tiental jaar geleden. Er is feitelijk al geen grievend grove rassenwaan meer en ook de overgevoeligheid van Indonesische zijde is heel wat minder geworden”.

Sjahrir heeft het in zijn dagboek vaak over een algemene houding van neerkijken op de Indonesiërs door de Nederlanders, een houding die hij telkens bekritiseert. Hij wenste dat die houding plaats zou maken voor een oprechte samenwerking, gebaseerd op waardering en respect. Toch lijkt het erop dat de onderlinge verhoudingen langzamerhand begonnen te veranderen, mede als gevolg van beter onderwijs.

Linggadjati
Na de oorlog speelde Sjahrir korte tijd een belangrijke rol als Indonesisch premier en sloot in 1946/1947 de Linggadjati overeenkomst met een Nederlandse delegatie onder leiding van Willem Schermerhorn en gouverneur-generaal Huib van Mook. Deze overeenkomst voorzag in een geleidelijke onafhankelijkheid van Indonesië. Nadat de overeenkomst eenzijdig aangepast werd door conservatieve politici in Nederland, namen de Indonesiërs er afstand van. Van Mook nam ontslag als gouverneur-generaal. Vervolgens brak een periode aan van een bloedige en “vuile” oorlog, die pas beëindigd werd met de Nederlandse erkenning van Indonesië in 1949. Velen spreken daarom van een “rampzalige dekolonisatie”.
De politieke rol van de denker en staatsman Sutan Sjahrir in Indonesië is daarna nooit meer geweest dan een marginale, omdat Soekarno inmiddels de grote man was. Het lijkt erop dat door het mislukken van ‘Linggadjati’ de gematigde krachten het onderspit hebben gedolven, zowel aan Nederlandse als aan Indonesische zijde.

In 1962 werd Sjahrir opgesloten ten tijde van president Soekarno en overleed in 1966 in een Zwitsers ziekenhuis, als gevolg van een hersenbloeding tijdens zijn gevangenschap. Pas veel later is hij in Indonesië erkend als een belangrijk denker over nationalisme en democratie. Bekend is zijn uitspraak: “A national revolution is only the result of a democratic revolution, and nationalism should be second to democracy. The State of Indonesia is only a name we give to the essence we intend and aim for.”

Jan Gajentaan
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May