Column: Herinneringen aan mijn vader (1)
30 Jul 2012, 10:00
foto
Vader en moeder Baboeram.


Afgelopen vrijdag is mijn vader overleden. Anderhalf jaar geleden is mijn moeder overleden. Bij het sterfbed van mijn moeder werd mij duidelijk dat mijn vader niet lang meer zou leven. Hij zat in een rolstoel naast haar bed in het ziekenhuis en vroeg mij om de stoel dichter bij haar bed te brengen.
De herinneringen aan de laatste dagen van mijn vader met mijn moeder zijn mij altijd bijgebleven.

Hij zag haar pijn, die hem al maandenlang zo bekend voorkwam en zei: “Ze lijdt nog steeds heel erg.” Hij probeerde haar te troosten zoals hij dat elke avond deed als zij bij hem lag, al maandenlang.
Hij was moe en wilde gaan rusten. “Ik wil haar een kusje geven,” zei hij. Maar de stang van het bed was te hoog voor hem en voordat ik daar iets aan kon doen, had hij zijn vingers naar zijn lippen gebracht, een kus geplukt en die op haar gezicht gezet.

Ik bracht hem uit de kamer en begon voorzichtig het moeilijkste gesprek uit mijn leven.
“Het ziet er niet goed uit, pa. De dokter zegt dat de kans groot is dat ze het niet redt.”
Hij had haar strijd gezien en wist dat dat zo was. De tranen rolden van zijn ogen.
“Ik wil terug naar haar,” zei hij zachtjes. “Breng me naar haar.”
En daar, bij haar bed, aanschouwde ik het meest verdrietige tafereel in mijn leven: het afscheid van mijn ouders van elkaar. Ze spraken elkaar toe in het Sarnami.

“Moennie, moennie (lieveling). Ga je me verlaten? Laat je me alleen?”, begon mijn vader.
“Neem me mee... Laat me voor je zorgen... Oh God, ik ga sterven. Mijn einde is nabij,” vervolgde mijn moeder.

Ik had mijn vader haar nog nooit “moennie” horen noemen.

“Jij bent mijn goud. Jij bent mijn leven. Wat moet ik doen als je niet meer bij me bent.”
“Oh man van me, wie gaat voor jou zorgen? Ik heb zo’n pijn! Ik wil weg. Oh God neem me mee.”
“Moennie, moennie, ga maar. Je zoon wacht op je. Je ouders wachten op je. Mijn ouders wachten op je. Ga nu maar. Ik red me wel.”
“Oh God, ik wil niet dood. Ik wil niet gaan.”
“Moennie, moennie, ik hou van je. Blijf bij me. Ga niet weg. We hebben 65 jaar lief en leed gedeeld. Laat me niet alleen. Wat moet ik doen als je er niet meer bent. Ik wil niet meer leven als je er niet bent.”

Deze conversatie ging zo door, ruim een uur lang. Een uur vol romantiek die verborgen zat in veel pijn, liefde, hoop en verdriet. Een uur dat ik nooit had willen meemaken en nu diep gegrift zit in mijn ziel met woorden, beelden en stemmen die ik nooit zal vergeten.

In de intimiteit van het sterfbed slaat de hoop op beterschap om in de wanhoop van het afscheid. Oude mensen die een leven lang met elkaar gedeeld hebben staan voor de onmogelijke opgave van het definitieve afscheid.
Woorden geweekt in tranen van verdriet halen herinneringen op aan tijden van blijdschap en geluk.
“Ga je met me mee?”, vraagt mijn moeder en mijn vader antwoordt direct: “Natuurlijk ga ik met je mee. Jij loopt voorop en ik kom achter je aan.”

Achttien maanden later ging hij achter haar aan. Iedere dag na haar dood werd het steeds duidelijker. Hij wilde niet meer leven zonder haar.
Onder het verse verdriet van de dood van zijn vrouw lag nauwelijks verborgen het nooit verwerkte verdriet van de moord op zijn eerste zoon John. De afgelopen maanden heeft hij het vaker met me over gehad.

“Ik heb nachtmerries over die nacht van 8 december in Fort Zeelandia. Ik zie de beelden voor me van hoe hij gemarteld en vermoord is geworden; hoe ze hem toegetakeld hebben. Ik sta er mee op en ga ermee naar bed. Het is een dagelijkse kwelling.”

Zijn pijn en leed roepen dan een golf van wrok, wraak en woede in me op. De man die daarvoor verantwoordelijk is, is nu president van Suriname. Het liefst zou je het willen uitschreeuwen, die pijn over dat onrecht dat bij mijn overleden ouders zoveel verdriet heeft teweeggebracht. Het vereist steeds weer een enorme kracht om diep te graven in mijn moraal en mijn verstand en mijn publieke standpunten niet te laten leiden door mijn particuliere gevoelens van smart.

De laatste dagen lag hij in een verpleeghuis in een grote nette kamer met zorgzaam personeel dat goed op hem lette. Op de muur waren foto’s van mijn moeder en oudste broer. En gedurende de hele dag was de kamer gevuld met Hindostaanse muziek van Radio Amor FM, 24 uur per dag. Als je de kamer binnenkwam, leek het zo vertrouwd en toch ook zo onwezenlijk. Je zag hem langzaam voor je ogen sterven zonder dat je er iets aan kon doen.

In de dagen na zijn overlijden heb ik via YouTube muziek gedraaid die aan hem herinnert. Oude Hindostaanse filmliederen van Talat Mahmood, Chitra en Jagjit Singh, Rafi en Mukesh, waar hij graag naar luisterde. De betekenis van veel teksten ontgaan mij (ik kan ze wel op internet vinden), maar de emoties, ritme en klanken waren oh zo bekend.
Ik heb ook liedjes gedraaid met teksten die ik wel kon verstaan: Cat Stevens “Father and Son”, Luther van Dross “Dance with my father again”, Alain Clarke “Father and friend” en Stef Bos “Pappa ik hou steeds meer van jou”.

Het zal tijd kosten om de herinneringen aan mijn vader los te koppelen van het verdriet van de afgelopen anderhalve jaar en van 8 december en terug te gaan naar de tijd waarin het leek alsof de wereld uit niets meer bestond dan een gewoon gezin bestaande uit een liefhebbende vader en moeder met hun lachende, plezier makende kinderen die ook kunnen genieten van het leven in alle eenvoud en oprechtheid. De tijd heelt alle wonden, maar nu nog niet.

Sandew Hira
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May