Column: Zoektocht in vrijheid
02 Jul 2012, 10:00
foto
'Mama Kerki' van de EBGS.


“Ik ben een wekelijkse kerkganger in de EBG kerk. Maar als het om het geloof zelf gaat, zou ik elke naam op de kerk kunnen plaatsen, in plaats van die van de EBG. De kerk is er voor mij, om met geloofsgenoten samen te kunnen zingen en God te prijzen. Ik ben het niet altijd eens met de dominee. Ik vind bijvoorbeeld niet dat je van God een karikatuur kunt maken door met termen als de hel te smijten. Als je het Woord Gods op deze manier brengt, maak je mensen bang. Het gaat mij erom dat de kerk datgene predikt, waar ik mij in kan vinden, met name in de naastenliefde.”

Dit vertelt een meneer in het nieuwste boek geschreven door Mildred Uda-Lede, met de titel: “Zoektocht in vrijheid – Eigenlijk is het de vraag hoe we waarlijk vrije broeders en zusters zijn”. Het is een uitermate boeiend verhaal geworden over in de EBG kerk wordt nagedacht over etnische verhoudingen in de kerk (wit, zwart, nazaten van contractanten), over het omgaan met een pijnlijk verleden (slavernij, contractarbeid) en hoe gelovigen in deze moderne tijd hun geloof op een oprechte wijze kunnen belijden.

Voor mij is het een eye-opener, die mijn vooroordelen t.a.v. de EBG overboord gooit. Ik heb vaker kerkelijke organisaties beschouwd als broedplaatsen voor conservatisme, voor krachten die bestaande onrechtvaardige sociale verhoudingen in stand proberen te houden. Natuurlijk ben ik ook bekend met progressieve christelijke stromingen die in Jezus een inspiratiebron vinden om tegen onrecht te strijden. Maar dat eerste beeld is overheersend. Mildred’s verhaal corrigeert dit beeld. Het is niet zo dat je in een keer allerlei progressieve krachten ontdekt, maar ze laat zien hoe mensen op een eerlijke en integere manier hun geloof proberen te combineren met het greep krijgen op onrechtvaardigheid.

Het boek gaat over de worsteling van geloof met de geschiedenis van het kolonialisme (slavernij en contractarbeid). Het bevat prachtige verhalen van mensen die uit hun persoonlijke geschiedenis putten om aan te geven dat zo zwel weten om te gaan met pijn en verdriet als met inspiratie uit de veerkracht van hun voorouders die hun menswaardigheid hebben weten te behouden onder de meest moeilijke omstandigheden van onderdrukking en uitbuiting.

Een aandoenlijk verhaal is van een oude vrouw, die vertelt: “Ik ben geboren in 1941 en ben 70 jaar oud. Ik heb mijn moeder, beide grootmoeders en ook de grootvader van mijn moeder nog gekend. Mijn vader komt van Osembo en mijn moeder van de plantage Onverwagt. Van mijn voorouders, weten wij, dat ze de plantage waar zij slaaf gehouden werden, voor henzelf en voor hun nazaten kochten. Dit hebben zij heel slim in de verkoopclausule laten opnemen. De plantage is dus onvervreemdbaar goed. Wij mogen als nazaten, niets van het erfgoed verkopen. Dat hebben de 7 voorouders van plantage Onverwagt, in die moeilijke en harde tijden, toch maar mooi voor elkaar gekregen. Daar ben ik nu nog trots op! Het is toch uitzonderlijk dat zij dat toen, voor elkaar kregen. Hier móeten zij over nagedacht hebben. Dat kón niet anders! Dat waren mensen met een visie op de toekomst, anders deed je dit niet. Ik heb ook nog twee groottantes gekend. Eén is 100 jaar oud geworden en de ander 107 jaar oud. Een respectabele leeftijd voor mensen die zo hard gewerkt hebben en zo’n zwaar leven hebben moeten ondergaan. De groottante van 100 jaar is op plantage Osembo opgegroeid en die van 107 jaar op plantage Lelydorp. Beide groottantes zijn nog geboren uit mensen, die slaaf gehouden werden. Ik word er nog steeds een beetje verdrietig om, wanneer ik terugdenk aan de registratie van de groottante van 100 jaar. Toen zij werd opgenomen in het namenregister, dus officieel werd ingeschreven als een mens die echt bestond, had ze al borsten. Zij was dus al tiener. Je kunt je indenken wat dat eigenlijk betekend heeft. Oma Martha kreeg pas op latere leeftijd, als mens een naam. Een triest feit in het bestaan van een mens.”
Mildred schenkt veel aandacht aan de positie van de vrouw. In verschillende verhalen komt dat op een prachtige manier tot uitdrukking. Een man uit de Marrongemeenschap schetst het volgende beeld: De verhalen over vroeger, die ik van mijn moeder hoorde, gingen meestal over de bescherming van vrouwen en kinderen. En ook over het feit dat tijdens de strijd tegen slavernij, de marron in het binnenland, altijd gereed moesten staan, om strijd te voeren en als dat nodig was om verder de bossen in te trekken. Op elk moment kon gevaar dreigen en moesten vrouwen en kinderen in bescherming genomen kunnen worden. Voor buitenstaanders lijkt het alsof de vrouw in de eigen marrongemeenschap, geen voorname rol speelt. Het tegendeel is echter waar. Vrouwen deden altijd mee, maar zij werden wel bewust op de achtergrond gehouden. Aanvankelijk waren het de mannen die het eerst de plantages ontvluchtten. Zij trokken het eerst ten strijde. Vrouwen zorgden ervoor dat er kinderen kwamen, zodat het bevolkingsaantal werd uitgebreid en de dorpen groeiden. Daarom werden van de plantages ook vrouwen ontvoerd. Voor het voortbestaan van de groep was het belangrijk ook vrouwen en kinderen te hebben. Deze werden daarom zorgvuldig beschermd. De marron kennen een spreekwoord, wat vertaald betekent: “als een man sterft, sterft een individu, maar als een vrouw sterft, verlies je een generatie.” De marronvrouw heeft achter de schermen dus altijd een grote rol gespeeld. Het zendingshospitaal te Djumu is bijvoorbeeld vernoemd naar de gerespecteerde marronvrouw “Yaya Dande.” Er werd geen “kuutu” of vergadering belegd, zonder dat de vrouwen vooraf werden geraadpleegd. Maar als er naar buiten toe verslag werd gedaan, werd niet vermeld dat oma of moeder bij het besluit ook een rol gespeeld had. Ook binnen het erfrecht speelt het matriarchale stelsel een belangrijke rol. De erfopvolging loopt bij de marron via de moederlijn.“
De pijnlijke herinneringen aan slavernij worden gecombineerd met herinneringen aan de periode van contractarbeid. Een vrouw vertelt over Haar Afrikaanse en Chinese roots: ” Ik ben geboren in Paramaribo en ben nu 88 jaar oud. Ik ben in hart en nieren EBG-er. Als ik zou moeten vertellen hoe dit zo gekomen is, moet ik teruggaan naar de oudste persoon die ikzelf nog in mijn voorgeslacht gekend heb. Van mijn moedersfamilie was dat mijn overgrootmoeder. In de familie werd zij Ma Fan-Fan genoemd. Haar echte naam was Francina Strijdhaftig. Dat was in ieder geval de naam die zij bij de emancipatie had. Ma Fan-Fan was de oma van mijn moeder. Zij is geboren op 1 juli 1843 op plantage Overtoom. Plantage Overtoom ligt aan de Pararivier in het district Para. Oma Fan-Fan is erg oud geworden. Zij stierf op 5 december 1930 op 87 jarige leeftijd. Ik was toen bijna 7 jaar oud en kan mij haar nog goed herinneren. Maar het meeste weet ik door de gesprekken die mijn vader met oma Fan-Fan had. Vader hield van de “taki tori’ met haar en heeft veel van wat zij vertelde, opgeschreven en ook aan mij verteld. De oma van Ma Fan-Fan zelf moet nog uit Afrika gehaald zijn. Haar naam is ons niet bekend. Deze overgrootmoeder van Ma Fan-Fan kreeg 5 kinderen. Een van haar dochters werd later de moeder van Ma Fan-Fan. Ik vind het een voorrecht, dat ik deze overgrootmoeder nog heb mogen kennen. Ma Fan-Fan is tot haar 20 ste jaar slavin geweest. Toen ik kind was en haar meemaakte, woonde zij aan de Wanicastraat. Ik weet nog dat zij vier dochters had en een zoon. De vader van haar kinderen was een Chinees die als vrije immigrant uit Hong Kong naar Suriname kwam. Toen ik hem leerde kennen had hij een klein winkeltje op de hoek van de Wanicastraat en het Molenpad.”
Midred’s verhalen zijn een belangrijk stuk orale geschiedenis. Met deze verhalen legt ze vast hoe het verleden doorleeft in de herinneringen van EBG’ers. Jan Schalkwijk heeft in zijn studie getiteld Ontwikkeling van de zending in het Zuid-Caribisch gebied - In het bijzonder onder de Hindostanen 1850-1980 het verhaal verteld van de Hindostaanse EBG’er Sriman. Hij heeft volgens Schalkwijk in 1910 een actie geleid tegen afpersing en mishandeling van arme Hindostanen en ernstige corruptie op het Immigratiekantoor. Aanvankelijk steunde de EBG zending hem, maar later heeft de zending gekozen om haar eigen leden en zendeling (Wenzel) te laten vallen omdat zij de relatie met het koloniaal bestuur niet in gevaar wilde brengen. Mildred heeft een kleinkind van Sriman geïnterviewd.
Mildred is heer eerlijk in de dilemma’s waar de EBG meer worstelt. Ze tekent citaten van geïnterviewden op: Ik merk ook dat sommige dominees niet met de tijd meegroeien en de diensten vaak te stijf en te strak leiden. Godsdienst is een serieuze zaak, maar het moet ook een beetje gezellig zijn in de kerk. Als de dominee de diensten stroef en saai leidt, blijven de mensen weg. Zij sluiten zich aan bij de meer opgewekte Pinkstergemeenten.” Of deze: “De kern van onze tradities, de kern van de onze kerk mogen wij nooit veranderen, maar bepaalde gewoonten om die tradities heen, kunnen wel een beetje aan de jeugd aangepast worden. Ook zou de kerk in deze tijd minder belerend kunnen zijn. De kerk moet niet de stijl hebben van: “jij moet dit en jij moet dat!” De boodschap moet door iedereen kunnen worden meegenomen, door oud en jong.” Tot slotte: “ Mijn EBG kerk was de kerk in Haarlem. Ik voel me erg verbonden met de EBG kerk. Ik ben en blijf “anitri.” Ik sta op met Gods Woord en ga er mee naar bed. Op zondag volg ik ook de kerkdiensten op de radio en televisie. Toch voel ik dat er iets is, wat wij als mensen, met elkaar moeten bespreken. Soms vind ik dat wij in het contact met elkaar, een beetje doen alsof. Ik denk dat iemand met een hoge positie moet aangeven, dat wat er gebeurd is in onze gezamenlijke geschiedenis, verkeerd geweest is. Dat zal veel mensen helpen. Het zou een goed idee zijn om niet alleen in de kerken, maar ook in buurthuizen, bibliotheken en bejaardentehuizen te praten over deze historie en wat die betekend heeft. Ik merk dat er mensen zijn die hier voor open staan. Ik durf dat zelf ook te doen. Excuses over het verleden, zou verlichting brengen voor veel mensen, die nog last hebben van hun gevoelens over het slavernijverleden. De kerk zou het voortouw kunnen nemen, maar niet alleen de kerk. Ook daarbuiten moet hierover gepraat worden.”
Ik heb voorrecht gehad om met Mildred van gedachten te wisselen. Ze legde me het volgende voor. De EBG stelt dat we moeten vergeven. Niet vergeten, maar wel vergeven. Wat ik ervan vind.
Ik vind het een goede gedachte. De vraag die het bij me oproept. Kun je iemand vergeven, die er niet om vraagt om vergeven te worden? Want als iemand vraag om vergeving, moet hij of zij toch aangeven waarvoor vergeving wordt gevraagd? Als vergeving gevraagd wordt, moet dt niet beginnen met de erkenning dat er slechts is iets gedaan waarvoor vergeving nodig is om het boek te sluiten. Zelfs als je graag wilt vergeven, moet er wel een partij zijn die vergeven wil worden.

Het boek is verkrijgbaar via alle EBG kerken in Nederland en kost 8 euro.
Het boek kan ook besteld worden bij het Zeister Zendingsgenootschap via www.zzg.nl.
Advertenties

Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May