Kritiek op vonnis ontbinding van een arbeidsovereenkomst
17 Oct 2016, 03:27
foto


In het dezer dagen te verschijnen tweede nummer van het Surinaams Juristen Blad (SJB 2016 nr. 2) heeft Mr. Shardhapersad (André) Gangaram-Panday, oud-lid van het Hof van Justitie van Suriname (HvJ), scherpe kritiek geleverd op een beschikking van de kantonrechter de dato 30 maart 2016 (A.R. nummer 16-0307) inzake de ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen (art 1615x jo 1615m leden 3 en 4 van het Burgerlijk Wetboek (B.W.).

De auteur vermeldt dat hem eerder en wel eind 2013 een casus was voorgelegd waarbij een beschikking was gegeven door de kantonrechter, waarbij de arbeidsovereenkomst tussen een bank en haar (ex-)directeur was ontbonden verklaard o.g.v. de eerder genoemde wettelijke regeling. Daarbij had de rechter bepaald dat de ontbinding is geschied onder de voorwaarde dat de bank een groot geldsbedrag aan haar voormalige directeur moest uitkeren. De auteur had toen de bank geadviseerd de uitkering niet te doen, omdat die niet op de wet gegrond was en ook niet te executeren viel. De bank besloot echter om haar moverende redenen, de beschikking toch uit te voeren.
De auteur vermeldt expliciet dat hij lange tijd lid van het HvJ geweest is en jarenlang belast was met behandeling van procedures op grond van het arbeidsrecht.

Hij was dan ook hogelijk verbaasd toen hij kennis nam van de beschikking, omdat de wetgeving op dit stuk van het arbeidsrecht na zijn aftreden als rechter, niet veranderd is. Tot 1953 waren de wetgevingen van Suriname en Nederland op dit stuk gelijk aan elkaar. In 1953 werd de Nederlandse wetgeving gewijzigd waarbij aan de rechter de bevoegdheid gegeven werd om een vergoeding toe te kennen bij het ontbinden van een arbeidsovereenkomst wegens gewichtige reden. Deze wijziging is echter in Suriname nooit ingevoerd.
Voorts is in de Nederlandse wet bepaald dat de rechter alvorens een vergoeding toe te kennen, partijen van zijn voornemen in kennis stelt en tevens een termijn stelt waarbinnen de verzoeker de bevoegdheid heeft zijn eis in te trekken. De auteur wijst er expliciet op dat in de Surinaamse wetgeving deze bevoegdheid niet gegeven is aan de rechter.

De Surinaamse rechtspraak stelt zich echter op het standpunt dat alhoewel art 1615x B.W. de kantonrechter de bevoegdheid niet geeft, zich in de Surinaamse rechtspraktijk de regel ontwikkeld heeft dat in gevallen van ontbinding van arbeidsovereenkomsten wegens gewichtige redenen, wel een uitkering kan worden vastgesteld en wel op basis van de redelijkheid en billijkheid. Gangaram-Panday bestrijdt dit standpunt met klem en stelt dat art. 12 van onze Wet Algemene Bepalingen (Wet AB) uitdrukkelijk bepaalt dat de rechter volgens de wettelijke regelingen recht moet spreken; hij mag in geen geval de innerlijke waarde of de billijkheid van de wet beoordelen. Voorts wijst de auteur erop dat ook de Surinaamse arbeidswetgeving na 1953 is veranderd, maar dat de wetgever het niet nodig geacht heeft om art. 1615x B.W. te wijzigen en in overeenstemming te brengen met de Nederlandse wetgeving.

Gangaram-Panday heeft echter ook een ander punt van kritiek op de rechterlijke uitspraken die handelen over de uitkering van een vergoeding aan één der partijen. Soms is in het dictum (de uitspraak) vermeld de verplichting van de veroordeelde partij een bepaald geldsbedrag te voldoen, terwijl in andere gevallen partijen nog moeten uitrekenen waartoe de ene partij veroordeeld is. Naar zijn mening is het een gebiedende eis dat het dictum helder, duidelijk en begrijpelijk voor partijen moet zijn. Dit, omdat het dictum niet nader uitgelegd en ingevuld hoeft te worden zoals dat het geval is met de beschikking van 30 maart 2016.
In dit verband geeft hij aan de rechters het (ongevraagde) advies: houd je aan de wettelijke regels!

Verder is de auteur van mening dat ook al zou de rechter een bedrag als vergoeding vermeld hebben in de beschikking, deze niet valt te executeren door het uitwinnen van goederen van de tegenpartij. Ons Wetboek van Burgerlijk Procesrecht laat slechts de mogelijkheid toe van executie van rechterlijke vonnissen en dus niet van beschikkingen zoals in de hiervoor genoemde rechtszaken. Hij wijst er uitdrukkelijk op dat beschikkingen slechts in de wet speciaal genoemde gevallen kunnen worden geëxecuteerd, bijv. bij alimentatievorderingen.

Tot slot vraagt de auteur zich af of de rechter mag afwijken van het petitum. Het petitum is het gevorderde, de eis of het onderwerp van de eis vervat in het verzoekschrift aan de rechter.
Volgens de regels van het procesrecht mag de rechter het petitum niet ambtshalve wijzigen en/of aanvullen, want hij mag niet meer of anders toewijzen dan wat partijen gevorderd of verzocht hebben, tenzij de wet dit toestaat. Naar de mening van Gangaram-Panday heeft de rechter in de hiervoor genoemde gevallen ook dit gebod of verbod overtreden door eigendunkelijk iets toe te wijzen zonder dat één van de partijen dat verzocht had of de wet zulks toestond.
De voormelde beschikking en het commentaar daarop zijn in extenso opgenomen in SJB 2016 nr. 2.

Carlo Jadnanansing
Paramaribo, 15 oktober 2016
Advertenties

Saturday 27 April
Friday 26 April
Thursday 25 April