Een discussie over de werking van het openbaar bestuur in Suriname is
weggelegd voor degenen die ermee werken. Ingevolge het Staatsbesluit S.B. 1996
no. 54 betreffende vormgeving wettelijke Regelingen Staats- en Bestuursbesluiten bestaat voor de
overheidsadministratie (het bestuursrecht) geen regeringsbesluit. Deze
benadering is een uitvinding geweest van de toenmalige governor van de Centrale
Bank, de heer André Telting en vond ten onrechte steun bij rechter John von
Niesewand. Het is een Staatsrechtelijk juridische dwaling geweest.
Binnen de
overheidsadministratie worden overheidsbeslissingen die door het bevoegde gezag
worden genomen, vastgelegd in wetten in formele en materiële zin,
staatsbesluiten, resoluties en beschikkingen.
Wanneer de
regering krachtens de Grondwet een zogenaamd regeringsbesluit moet nemen dan
wordt die vergadering door de president voorgezeten en de daaruit
voortvloeiende missive wordt als grondslag gehanteerd voor de
benoemingsresolutie, waarbij de president,
vicepresident en de totale Raad van Ministers deze resolutie tekenen. De
president tekent geen resolutie namens de regering. Hij is de regering. Alles
dat niet valt onder de Wetgevende en Rechterlijke macht behoort tot de
Uitvoerende macht.
Krachtens
artikel 99 van onze Grondwet is de president daarmee belast. Resoluties die betrekking hebben op de
personeelswet kunnen worden ondersteund door een missive van de Raad van
Ministers. We zeggen kunnen en geen moeten omdat de president ook zelfstandig
resoluties van personele aard tot stand kan brengen. Alle andere resoluties uit
kracht van een wet worden door het Kabinet van de President uitgevaardigd en
worden namens de president door de directeur Bestuurs- en Administratieve
Aangelegenheden voor afschrift ondertekend.
Op
voorgeschreven wettelijke termijnen kun je het gehanteerde adagium uit het
bestuursrecht “Wie het meerdere mag, mag ook het mindere” niet toepassen op
gekozen functionarissen. Hoewel deze
wijze van discussiëren voor ons in de uitvoering bijzonder nuttig kan zijn,
moeten wij niet uit het oog verliezen dat wij nu binnen de Grondwet van 1987
dienen te handelen. Daarom is het wenselijk om het Constitutioneel Hof zo snel
als mogelijk in te stellen.
Tenslotte:
Met de toestemming van de Governor kan wel worden afgeweken van de vastgestelde
termijn van 5 jaar.
De directeur
Bestuurs- en Administratieve Aangelegenheden
van het
Kabinet van de President,
Eugène van
der San