Status decreten in ons rechtsbestel
16 Jan 2020, 12:48
foto


In het zojuist verschenen nummer van het Surinaams Juristen Blad (SJB 2019 no. 3) is mr. Wedwatie Bechan-Pherai, docent aan de Juridische Faculteit van de Anton de Kom Universiteit van Suriname en kandidaat-promovendus, op zeer uitgebreide wijze ingegaan op de status van decreten in ons rechtsbestel. Met deze analyse zijn verschillende onduidelijkheden betreffende de rol en de plaats van decreten in ons rechtsbestel uiteengezet.

Zoals bekend zijn decreten in Suriname tot stand gekomen tijdens het militair regiem tussen 1980 en 1987. Alhoewel decreten al bijkans 37 jaar deel uitmaken van ons rechtsbestel, wordt hun juridische status echter nog steeds bij tijd en wijle in twijfel getrokken, althans ter discussie gesteld. Een discussie waaraan blijkbaar geen einde komt. Het gaat erom dat niet slechts getwijfeld wordt over hun status als wet in formele zin, maar ze worden zelfs afgewezen. Er wordt wel eens betoogd dat decreten geen wettelijke regeling met algemeen verbindende kracht zijn of gelijk zijn aan een wet in formele zin. De kritiek op de decreten en de ontkenning ervan als te zijn een wet in formele zin is mede ingegeven door hun oorsprong. Decreten zijn tot stand gekomen tijdens het militair regiem tussen 1980 en 1987. De processen die werden gevolgd om te komen tot een decreet waren niet altijd even duidelijk en zijn nog steeds bij velen onbekend.

De bedoeling van dit artikel is om helderheid te verschaffen over het fenomeen decreten waarbij de procedure van totstandkoming, hun geldigheid en de plaats ervan binnen de hiërarchie van regelgeving, belicht worden. Het is zeer terecht en ook dringend nodig om hierover duidelijkheid te krijgen, want het recht verbindt gevolgen aan normen die tot stand zijn gekomen hetzij bij wet, hetzij bij staatsbesluit of een ander bestuursbesluit. Immers het recht bepaalt met welke vorm van regelgeving, bijvoorbeeld met een wet in formele zin (wetten gemaakt door de formele wetgever i.c. De Nationale Assemblée en de Regering), plichten aan burgers kunnen worden opgelegd.

De vraag die menigeen zich kan stellen is namelijk of bij decreten dezelfde rechtsgevolgen verwacht mogen worden als wetten in formele zin?
Om hierop concreet antwoord te geven gaat mr. Bechan-Pherai concreet in op de volgende zaken:
- zijn de geboden, de verboden, de rechten en plichten die in de decreten zijn vastgelegd nog geldig in onze rechtsorde? 
- wat is de plaats van de decreten in de hiërarchische rangorde van regelgeving?
In Suriname werd na een aantal ontwikkelingen op staatsrechtelijk gebied de noodtoestand op 25 februari 1986 opgeheven. Een belangrijk gevolg van de opheffing van de noodtoestand op het gebied van regelgeving was het concipiëren en goedkeuren van een grondwet op basis waarvan de democratische verkiezingen zouden worden gehouden. Hieruit vloeide de Grondwet van 1987 voort. Na de goedkeuring van de Grondwet middels het referendum werden op 25 november 1987 de verkiezingen gehouden. Hiermee kreeg Suriname formeel de overgang van het militair bestuur naar een burgerbestuur met electorale legitimatie. 

In haar artikel haalt mr. Bechan-Pherai het concreet voorbeeld aan van decreet C-11 (Decreet C-11, Decreet van 11 maart 1981, betreffende opheffing van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw en de aanpassing van het huwelijksgoederenrecht, S.B. 1981, no. 23), waarin de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw is opgeheven en het huwelijksgoederenrecht is aangepast. 

De vraag die concreet gesteld kan worden na de aanname van de Grondwet van 1987 is: hoe werd de status van de decreten toen geregeld?

De status van de decreten na de overgang van het militair regiem naar een burgerregering werd geregeld in de nieuwe Grondwet van 1987. In de Grondwet van 1987 werd een transitoire bepaling opgenomen. In artikel 183 is bepaald ‘dat uitgevaardigde decreten van kracht blijven totdat zij door andere volgens de Grondwet zijn vervangen en dat zij, voor zover zij inhoudelijk in strijd zijn met de Grondwet, niet later dan aan het einde van de eerste zittingsperiode van De Nationale Assemblee met deze Grondwet in overeenstemming moeten zijn gebracht, bij gebreke waarvan zij hun rechtskracht verliezen’. Tevens werden decreten die in de weg stonden om de Grondwet van 1987 operationeel te maken dientengevolge ingetrokken en/of vervallen verklaard.

De keerzijde hiervan is dat alle decreten die niet ingetrokken zijn en die het operationeel worden van de Grondwet ook niet belemmeren, de geldigheid van een wet in formele zin hebben binnen onze rechtsorde. Dit gegeven is vanaf 1988 door de wetgever geaccepteerd, want er is niets anders geregeld en de wetgever heeft de innerlijke waarde van de decreten ook niet ter discussie gesteld of anders beslist. De decreten blijven algemeen verbindende regels, gemaakt in een periode van noodtoestand en zijn gelijk aan wetten in formele zin.

In haar conclusie juicht mr. Bechan-Pherai het toe dat bij de wijziging van een decreet, de term decreet (in het intitulé, de aanhef van het dictum en in de tekst) wordt vervangen met de term ‘wet’). Immers alle regels die gemaakt worden door de wetgever, in dit geval goedgekeurd door de gekozen volksvertegenwoordiging worden met de term ‘wet’ aangeduid.
Als slot stelt de auteur dat indien er qua juridische status binnen ons rechtsbestel er een verschil zou bestaan tussen decreten en wetten in formele zin, niet alleen de rechtsgevolgen, maar ook de maatschappelijke gevolgen niet te overzien zouden zijn.

Fayaz Sharman 
Paramaribo, 15 januari 2020. 

Advertenties

Saturday 20 April
Friday 19 April
Thursday 18 April