Decembermoorden, misdrijven tegen de menselijkheid?
19 May 2012, 08:00
foto


Essayist Theo Para vindt het onacceptabel dat de Krijgsraad zonder motivering heeft geoordeeld dat de decembermoorden geen misdrijven tegen de menselijkheid waren. Misdrijven tegen de menselijkheid zijn ook volgens de Amnestiewetten van 1989 en 2012 uitgesloten van amnestie.

De wetgever - De Nationale Assemblee en regering - heeft met de Amnestiewet 2012 verzuimd te motiveren waarom zij vindt dat de 8 decembermisdaden geen misdrijven tegen de menselijkheid waren. Immers, terwijl die wet in navolging van de Amnestiewet 1989 misdrijven tegen de menselijkheid van amnestie uitsluit, verleent zij expliciet amnestie aan de verdachten van december 1982. Of misdaden kwalificeren als misdrijven tegen de menselijkheid is een rechtsvraag, de wetgever is met haar (impliciete) oordeel dat de decembermoorden geen misdrijven tegen de menselijkheid zijn op de stoel van de rechter gaan zitten. Zij is ook in deze kwestie haar bevoegdheid te buiten gegaan. Door het motiveringsbeginsel en het legaliteitsbeginsel te schenden maakt de wetgever zich met de Amnestiewet 2012 schuldig aan onbehoorlijk bestuur.

Vonnis
Misdrijven tegen de menselijkheid zijn volkenrechtelijke, internationale misdrijven. Zij worden beschouwd als misdaden tegen de volkerengemeenschap. Staten kunnen als zij verdachten van zulke misdrijven in handen krijgen die vervolgen en berechten. Ook al hebben de misdrijven niet op hun grondgebied plaatsgehad. Er is internationale consensus dat misdrijven tegen de menselijkheid dermate ernstig zijn dat zij niet in aanmerking komen voor amnestie en/of verjaring. De daders moeten vervolgd en bestraft worden. Daarom konden de Amnestiewetten van 1989 en 2012 er niet onderuit misdrijven tegen de menselijkheid van amnestie uit te sluiten. Voor de delictomschrijving verwezen zij naar het internationaal recht.

De Krijgsraad wees op 11 mei inzake misdrijven tegen de menselijkheid alsvolgt vonnis: ‘De Krijgsraad is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten voor het overige niet voldoen aan de omschrijving van misdrijven tegen de menselijkheid zoals genoemd in artikel 2 van de Amnestiewet 1989, waardoor inroeping van de gevolgen van de Amnestiewet in kwestie niet daarop afstuit’.

Rechtelijke ambtsplicht
De rechter heeft de ambtsplicht het vonnis te motiveren. In het vonnis van 11 mei ontbreekt ten aanzien van het aangehaalde oordeel echter elke motivering. De wet schrijft voor dat de rechter onderzoek doet op grond van de ten laste gelegde feiten en naar aanleiding van al hetgeen ter rechtszitting aan de orde komt.

Op 2 december 2009 heb ik in mijn getuigenis voor de Krijgsraad tegen hoofdverdachte D.D.B. gemotiveerd betoogd dat de ontvoeringen, folteringen en moorden van december 1982 misdrijven tegen de menselijkheid waren. Ik heb mij daarbij gebaseerd op de Suriname-rapporten van de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensrechten en het mensenrechtencomité van de Verenigde Naties, alsook op het proefschrift van Christiaan Rüter ‘Enkele aspecten van de strafrechtelijke reactie op oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid (1973).

Staatsmisdrijven
Rüter vat de kern van het delict misdrijven tegen de menselijkheid in een drietal punten samen. Ten eerste betreft het ernstige feiten. De Franse officier van justitie bij het Internationaal Militair Tribunaal voor berechting van de nazi-misdaden typeerde de ernst van die feiten als een aantasting van de ‘condition humaine’. Ten tweede staan die feiten niet op zichzelf, maar maken zij deel uit van de vervolging en het rechteloos maken van een bepaalde groep, bijvoorbeeld politiek andersdenkenden. Ten derde bevordert of duldt de staat die delicten.

De decembermoorden markeerden ernstige staatsmisdrijven die als oogmerk hadden de liquidatie van de oppositie en de vestiging van een totalitaire staat. Van het laatste kwam op 1 mei 1983 het formele bewijs toen in de regeringsverklaring definitief de parlementaire democratie en algemene verkiezingen werden afgeschaft. Ik maakte mijn boek De schreeuw van Bastion Veere, om de rechtsorde in Suriname tot processtuk door het ter rechtszitting officieel aan de president van de Krijgsraad mr. drs. C. Valstein-Montnor te overhandigen. In het boek staat ook het hoofdstuk Misdrijven tegen de menselijkheid, dat voor het eerst in 1998 werd gepubliceerd.


Amicus Curiae
Het rechtsgebied van het internationaal (straf)recht is complex en dynamisch. In de internationale straftribunalen als het Joegoslavië-tribunaal, het Rwanda-tribunaal en het Internationaal Strafhof zitten veelal rechtswetenschappers met jarenlange ervaring in het internationaal strafrecht of professoren in het internationaal strafrecht. Toch is het goed gebruik bij deze strafhoven om deskundig advies te vragen van een gespecialiseerde amicus curiae (friend of court), om zo ingewikkelde rechtsvragen zoals wanneer een bepaalde handeling kwalificeert als misdrijf tegen de menselijkheid, te beantwoorden.

Het advies van de amicus curiae maakt dan deel uit van het volkenrechtelijk toetsingskader. Als de internationale strafhoven al de hulp van amici curiae inroepen, nationale rechters doen dat in zaken van het internationale recht des te meer. Zo vroeg het Gerechtshof Amsterdam aan C.J.R. Dugard, Senior Counsel, Supreme Court of South Africa, Professor of Public International Law te Leiden, een advies om de vraag te beantwoorden in hoeverre Desi Bouterse vanwege de misdaden van december 1982 in Nederland voor misdrijven tegen de menselijkheid kon worden vervolgd.

Misdrijven tegen de menselijkheid
Dugard citeert in zijn advies ondermeer uit het Nuremberg Charter van 1945 dat misdrijven tegen de menselijkheid definieert als ‘moord, uitroeiing, slavernij, deportatie, en andere onmenselijke daden gepleegd tegen de burgerbevolking, of vervolging op politieke, raciale of religieuze gronden in de uitvoering van of in verband met elke misdaad binnen de jurisdictie van het Tribunaal, al dan niet in strijd met de nationale wetgeving van het land waar ze zijn begaan’. Dugard geeft aan dat een belangrijk onderscheid tussen misdrijven tegen de menselijkheid en andere internationale misdaden en nationale misdrijven als moord, is dat de daden ‘systematisch, wijdverbreid of grootschalig’ zijn. Hij wees er nadrukkelijk op dat met het woordje of wordt aangegeven dat er niet aan alle drie of zelfs twee kenmerken hoeft te zijn voldaan.

Een misdrijf dat voldoet aan het criterium systematisch, hoeft niet ook wijdverbreid of grootschalig te zijn, om te kunnen kwalificeren als misdrijf tegen de menselijkheid. Misdrijven tegen de menselijkheid onderscheiden zich verder van oorlogsmisdaden onder meer doordat de misdaden ook in vredestijd kunnen hebben plaatsgevonden. In zijn uitgebreid onderbouwde advies concludeert Dugard: ‘De foltering en moorden in Paramaribo in 1982 lijken te vallen binnen de definitie van misdrijven tegen de menselijkheid. Ze werden gepleegd door militaire autoriteiten in Suriname (staatsactoren) tegen een groep burgers die tot doelwit werden, niet vanwege hun individuele eigenschappen maar vanwege hun status als leiders van de Surinaamse intellectuele elite. Bovendien, zij werden gepleegd op een systematische manier als onderdeel van een georganiseerd plan, met gebruikmaking van publieke middelen, gericht op vernietiging van potentiële opponenten van de militaire autoriteiten’. Dugard wees er bovendien op dat ernstige schendingen van de mensenrechten onder het militaire regime zich ook voor en na december 1982 hebben voltrokken.

Wetsovertreding
Het volkenrechtelijk delict misdrijven tegen de menselijkheid is (nog) niet verwerkt in het Surinaams Wetboek van Strafvordering. De leden van de Krijgsraad hebben met hun ongemotiveerd oordeel inzake misdrijven tegen de menselijkheid, hun gebrek aan ervaring en deskundigheid op het rechtsgebied van het internationale strafrecht gedemonstreerd. In de geest van het professionalisme zouden zij de grenzen van eigen kennis en kunde moeten herkennen, erkennen en respecteren. Zij hadden te rade moeten gaan bij een ter zake deskundig amicus curiae. De onafhankelijkheid van de rechtspraak veronderstelt naast bevoegdheid, ook bekwaamheid.

De Krijgsraad zou inzichtelijk moeten maken op welke wijze zij het volkenrechtelijk toetsingskader bij haar oordeel betrekt. Zij zou transparant moeten maken op welke internationale verdragen, wetsartikelen, jurisprudentie en adviezen van amici curiae zij haar oordeel baseert. De Krijgsraad had nooit het advies van professor Dugard, een advies nota bene over hetzelfde feitencomplex, mogen negeren. Motivering door rechters van hun vonnissen dient niet alleen om de schijn van willekeur te voorkomen, zij is onmisbaar voor de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Slachtoffers, nabestaanden, verdachten en samenleving hebben daar recht op. Het is onacceptabel dat de Krijgsraad in haar vonnis van 11 mei inzake misdrijven tegen de menselijkheid dat heeft nagelaten. Zij heeft daarmee de Wet van Strafvordering overtreden, omdat die immers in artikel 343 lid 2 voorschrijft dat haar beslissing met redenen omkleed moet zijn.

Theo Para

U kunt het advies van John Dugard en de American Convention hier downloaden
pdf-icon.gif Advies_John_Dugard.pdf     pdf-icon.gif American_Convention.pdf                
Advertenties

Friday 26 April
Thursday 25 April
Wednesday 24 April