Verzoekschrift IACHR gaat over rechten 59 nabestaanden
04 Sep 2014, 02:00
foto


Het verzoekschrift van de 59 nabestaanden van de 8 decembermoorden aan de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens (IACHR) van de Organisatie van Amerikaanse Staten, bevat 8 hoofdstukken. Er wordt niet geklaagd over de schending van de rechten van vijftien slachtoffers, maar over de schending van de rechten van de 59 nabestaanden van de slachtoffers van de 8 decembermoorden. Zij hebben er recht op dat de straffeloosheid voor de decembermoorden wordt opgeheven. Zij hebben er ook recht op dat de verantwoordelijken voor deze gruwelijke misdrijven worden bestraft, zei procesgemachtigde Gaetano Best op een persconferentie woensdag.

Best gaf een korte uiteenzetting van de hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk is er een samenvatting opgenomen van het feitencomplex over de decembermoorden. Er wordt kort ingegaan op de wijze waarop de decembermoorden, de amnestiewet en de uitspraak van de Krijgsraad zich verhouden tot de cultuur van straffeloosheid die er tot op heden nog steeds heerst in Suriname voor de talloze mensenrechtenschendingen die zijn gepleegd in de jaren 80.

Het tweede hoofdstuk gaat over de verzoekers. In dit hoofdstuk wordt de Commissie, onder andere, verzocht de persoonsgegevens van de klagers niet kenbaar te maken aan de Staat. Daarnaast wordt hier aandacht besteed aan de inspanningen van de Organisatie van Gerechtigheid en Vrede (OGV) en de Stichting 8 December 1982 gedurende de afgelopen decennia. Tot slot wordt kort ingegaan op de financiële ondersteuning van de beklagprocedure door de Nuhanovic Foundation, opgericht in 2011.

Hoofdstuk 3 bevat het gehele feitencomplex van de decembermoorden, vanaf de laatste levensdagen van de 15 slachtoffers in december 1982 tot aan de laatste zitting van de Krijgsraad op 7 april 2014.
In deel 1 van hoofdstuk 3 wordt aan de hand van getuigenverklaringen beschreven hoe de individuele slachtoffers zich verhielden tot het militair regime. Ook wordt het planmatig en systematisch beschreven hoe de slachtoffers, op twee na, allemaal in de nacht van 8 december 1982 van hun bed zijn gelicht en naar het Fort zijn gebracht. Daarnaast wordt aan de hand van dezelfde getuigenverklaringen én van rapporten van onafhankelijke organisaties beschreven welke verminkingen de lichamen van de slachtoffers vertoonden toen ze lagen opgebaard in het mortuarium van het Academisch Ziekenhuis.

Deel 2 van hoofdstuk 3 gaat over het strafproces, beginnend bij de klacht die in 2000 is ingediend bij het Hof van Justitie en eindigend bij de volstrekt onacceptabele situatie van vandaag de dag, waarin niemand ook maar enig idee heeft of en, zo ja, wanneer de Krijgsraad de strafzaak tegen alle verdachten minus de heer Ritfeld zal voortzetten.

In hoofdstuk 4 wordt, op grond van de jurisprudentie van de Inter-Amerikaanse Commissie en het Inter-Amerikaans Hof uiteengezet (1) welke verplichtingen OAS-lidstaten zoals Suriname hebben in het geval van ernstige mensenrechtenschendingen; (2) in welke zaken de Commissie en het Hof hebben beslist dat amnestiewetten in strijd zijn met het Inter-Amerikaans mensenrechtenverdrag; en (3) welke rechten van de nabestaanden de Surinaamse wetgever en de Krijgsraad hebben geschonden.

Hoofdstuk 5 gaat over alle inspanningen die de nabestaanden sinds het jaar 2000 hebben verricht om de verantwoordelijken voor de 8 decembermoorden vervolgd, berecht en bestraft te krijgen. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk stilgestaan bij de redenen waarom de klacht van de nabestaanden door de Commissie in behandeling moet worden genomen, ondanks het feit dat de strafzaak in Suriname officieel nog loopt.

In hoofdstuk 6 wordt de Commissie verzocht de aansprakelijkheid van de Surinaamse staat vast te stellen voor de schending van de rechten van de klagers. Bovendien staan in dit hoofdstuk de 13 vorderingen opgesomd waarvan de nabestaanden graag zien dat die door de Commissie aan de staat worden aanbevolen.

Tot slot staat in dit hoofdstuk dat de nabestaanden de Commissie alvast toestemming geven de zaak bij het Inter-Amerikaans Hof aanhangig te maken voor het geval Suriname de aanbevelingen niet opvolgt. Het Inter-Amerikaans Hof zal in dat geval een juridisch bindende uitspraak doen waar Suriname niet onderuit kan.
Advertenties

Friday 19 April
Thursday 18 April
Wednesday 17 April