Corruptiebestrijding in Suriname?
15 Sep 2020, 10:30
foto


Corruptiebestrijding heeft in de loop der jaren van alle regeringen in jaarverslagen en/of regeringsverklaringen grote aandacht gehad, maar het zijn meer woorden en onuitgevoerde teksten gebleven. Wat in de loop van de tijd corruptiebestrijding werd genoemd, was niet veel meer dan intenties die bij iedere regeringswisseling werden kenbaar gemaakt, maar niet werden gehaald. In tegendeel nam de corruptie gestadig toe. 

Toen Henck Arron op 15 februari 1974 in de Staten van Suriname zijn Regeringsverklaring 1973/1977 uitsprak, waarin hij voor velen verrassend de onafhankelijkheid van Suriname aankondigde zei hij o.m. “De Regering zal zeker niet aarzelen wetgeving ter beteugeling en uitroeiing van corruptieve praktijken in het leven te roepen en die zonder aanzien des persoons toe te passen.

Niet lang na de regeringswisseling werd de hoogste politiek bestuurlijke functionaris, in wiens plaats Henck Arron was getreden samen met anderen, in verzekering gesteld in een strafrechtelijk onderzoek. Dit heeft niet geleid tot vervolging van die hoogste functionaris, dus de berg had ten aanzien van hem een muis gebaard. Henck Arron zelf is subject van corruptieonderzoek geweest, waarvan de feiten die de beschuldiging moesten dragen meer spijkers op laag water zoeken waren. 

Naast de vele grasbermen corruptiezaken en zaken tegen enkele hoge ambtelijke functionarissen, werd in 1977 een minister in staat van beschuldiging gesteld en ook veroordeeld door het Hof van Justitie. Na de militaire staatsgreep van 25 februari 1980 stond in de Regeringsverklaring van 1 mei 1980 o.m. “De regering zal het ambtelijk apparaat zuiveren van personen die zich aan corruptie hebben schuldig gemaakt of wier benoeming of promotie een gevolg is van politieke corruptie…” 

In september 1980 werd er bij decreet een speciaal berechtingscollege ingesteld teneinde de opsporing, vervolging en berechting van ernstige misdragingen in Suriname, begaan in de periode tussen 1 januari 1970 en 25 februari 1980 en ook daarna, te bevorderen (het Bijzonder Gerechtshof). Krachtens dit decreet waren strafbaar gesteld “gedragingen die indruisen tegen algemeen aanvaard ethische en morele normen in de samenleving, hetzij dat personen gebruik hebben gemaakt van hun positie binnen het Staatsapparaat hetzij dat derden gebruik hebben gemaakt van personen met een deel van de Staatstaak belast, hetzij gebruikmakende van hun bijzondere positie jegens de Staat, ...  en/of de Surinaamse gemeenschap of de bewuste inbreuk hebben gedaan aan deze belangen – en veel meer-”

De maatregelen die konden worden opgelegd waren; vrijheidsbeneming, ontzetting van bepaalde rechten, verbanning, geldboete, verbeurdverklaring van het vermogen en aanvraag van het faillissement; schadeloosstelling. Op gelijke gronden kon ook de nalatenschap verbeurd worden verklaard. Sommige van de personen die in de voorhoede stonden om op te treden tegen burgers, die volgens hen voormelde gedragingen hadden gepleegd straalden zelf een bijzonder corruptief gedrag uit.

Het Bijzonder Gerechtshof werd bij decreet van 28 juni 1983 opgeheven. De zaak tegen de hoogste bestuurder die was afgezet, heeft niet meer opgebracht dan de beschuldiging van onrechtmatige bevoordeling met een aantal trucks opvulzand. Toch zijn enkele burgers door die aanpak veel schade toegebracht en ook enige tijd van hun vrijheid beroofd. In de onstabiele politieke situatie onder het regiem van de militaire machthebbers die daarop volgde was er geen sprake van strijd tegen corruptie.

In 1987 trad een nieuwe Surinaamse grondwet in werking en een regering op basis van de uitslag van de verkiezingen. Maar er was een uitloop van het militair machtsvraagstuk. Het staatsbestuur kwam na het jaar 1992 in wat rustiger vaarwater en er werd in ons wetboek van Strafrecht artikel 390 bis toegevoegd. (S.B.1993 no. 35) 
De bepaling heeft volgens de toelichting als hoofddoel de versterking en uitbreiding van het sanctiepakket voor gevallen waarin strafbare feiten in een context van corruptie worden begaan. In de daaropvolgende periode werden twee ministers in staat van beschuldiging gesteld en vervolgd en een derde werd buiten dit forum previlegatium afgezet en ook vervolgd. 

Suriname is daarna partij geworden bij de Inter-Amerikaanse Conventie inzake preventie en bestrijding van corruptie, tot stand gekomen op 29 maart 1996 te Caracas Venezuela. Artikel 3 van deze conventie handelt over gedragsnormen voor overheidsfunctionarissen. Mede door de verdragsverplichting moesten we overgaan tot aanname van een Anti Corruptie wet. Het ontwerp van deze wet heeft vanaf 2004 een lijdensweg doorlopen en werd uiteindelijk in 2017 aangenomen, maar is nog niet volledig in werking.
De president en voormalige couppleger heeft in zijn Regeringsverklaring van 1 oktober 2010 gesteld dat de organisatie van de Staat efficiënt, effectief en transparant … dient te zijn en dat “De Kruistocht tegen corruptie essentieel onderdeel daarvan is". 

Maar zoals de ervaring in vele gevallen heeft geleerd: Als deze machthebber benadrukt dat er een ontwikkeling ten gunste te verwachten is, mogen wij het tegendeel verwachten. President Santokhi heeft nog geen regeringsverklaring uitgesproken, maar hij belooft herhaaldelijk dat corruptie onderzoeken met voortvarendheid zullen plaatsvinden.

A.W. van der San
Advertenties