“Heren, de AKMOS, de orga van kleine en wat grotere ondernemers, maakt zich grote zorgen over de aanhoudende verkeersproblemen rondom de werkzaamheden aan de brug over de Saramaccadoorsteek.”
“Ja, groot gelijk, hebben die ‘Akmossen’, want sinds die brug dicht is, is het vooral tijdens de ochtendspits een rommeltje vanjewelste in de wegen en andere bruggen in dat gebied.”
“Ja, maar dat is toch geen onmogelijk op te lossen probleem? Er zijn drie vervangende bruggen, twee vlakbij en eentje iets verder.”
“Kijk, er zijn twee entiteiten daar bezig: de aannemers, dat zijn professionals, die weten hoe je een verzakte, overbelaste en gescheurde vierbaans brug moet weghalen en door een stevige zesbaanse moet vervangen.”
“Klopt, aan hen geen enkel kwaad woord gezegd, zij weten wat ze doen.”
“En hun haasten, heeft totaal geen zin, want we willen toch een brug die minstens 30 jaar meegaat?”
“Maar wat willen die Akmos-mensen nou precies? Ze klagen terecht, maar wat willen ze? Moet die brug sneller af, bijvoorbeeld binnen een half jaar i.p.v. een jaar?”
“Nee, dat denk ik niet. Ze hebben het over de chaos elke dag rondom die brug, die zorgt voor verlies aan arbeidsuren en productie."
"Maar dat is niet de schuld van die bruggenbouwers.”
“Wiens schuld is het dan? De weggebruikers?”
“Niet in hoofdzaak; natuurlijk heb je een stel verkeerspiraten die links en rechts willen boren en de boel nog chaotischer maken, maar die zijn niet de hoofdschuldigen van die verkeerschaos daar elke dag.”
“Dan wie zijn de schuldigen? Is het bakra basi? Is het the climate change? Is het de oorlog in Oekraïne? Is het Covid 19? Is het dat slavernijverleden? Zeggen jullie me: hoe komt het dat er daar zo een verkeeerschaos is?”
“Ondanks drie vervangende bruggen?”
“Ik zeg: het is die tweede speler in dat geheel. Niet de aannemer, maar die waardelose overheid van ons met zijn onkundige belijduitfoeroes en ongemotiveerde werkarmen.”
“Klopt. Die zelfde overheid die niet eens bushouders en boothouders en vuilophalers op tijd kan betalen, waardoor die in actie gaan en ons, de belastingbetalers, duperen.”
“En als ze onze schoolkinderen uit protest niet vervoeren en ons vuil niet ophalen, omdat ze maanden niet betaald zijn, zeggen een paar omhooggevallen figuren binnen die overheid dat ze die chantage van de actievoerders beu zijn.”
“Inderdaad niet leuk als je als minister zo onder druk wordt gezet.”
“Niet leuk, ja, maar betaal die mensen dan op tijd, mijn gunst! Waarvoor zit je anders daar? Om politieke spelletjes te spelen?”
“Maar zijn wij het niet die deze onmachtige, corruptie en criminaliteit stimulerende beleidsuitvoerders met onze stem steeds weer aan de macht helpen? En het toestaan dat ze ons leegplunderen en het nog erbij voor ze opnemen?”
“Kijk wat ze dankzij ons opgejutte stemgedrag hebben gebracht: een gigantische waardedaling van onze munt in nog geen 50 jaar tijd. Moesten we daarvoor onafhankelijk worden?”
“Ach, als bij ons in Noord een brug vervangen moet worden, rijden we gewoon om, zonder chaotische toestanden.”
“Mooie praat van iemand die in Noord woont, daar aan het werk gaat en daar terug naar huis gaat.”
“Kom elke dag van het Pad van Wanica naar de stad om te werken of naar school te gaan en dan terug te gaan ’s middags, dan zou je anders piepen.”
“Totdat de boel daar in Noord weer eens een dag of wat onderloopt, zoals laatst. Ondanks pompgemalen, ondanks brede afvoerkanalen.”
“Luisteren jullie, die hele stad van ons is net als een uitgedijde pannenkoek; allereerst hebben we de grachten van de binnenstad als ezels gedicht.”
“Die dingen stonken en groeiden steeds dicht.”
“Dan moet je ze onderhouden. Maar onderhouden kennen we niet, alleen maar luilekker blijven kijken hoe alles overwoekerd raakt.”
“Die Hollanders hebben ons een goede afwatering nagelaten. Hebben jullie gezien hoe de Viottekreek eruit ziet of een deel van de Van Sommelsdijckse kreek eruit ziet? Real Jungle.”
“Zo hebben we verkavelaars maar raak laten verkavelen, we hebben straten, lozingen en wijken maar uit gemakzucht en winstbejag laten verlengen, zonder de bestaande te verbreden en dieper te maken.”
“En een Ringweg kan niet doorgetrokken worden naar Weg naar Zee, omdat het een terrein van een particulier zal doorsnijden en die weigert mee te werken.”
“Tja, onze labbalabba-overheid weet misschien niet dat er bij wet ‘naasting van grond bestaat in het landsbelang.”
“Tuurlijk niet; het belang van bepaalde particulieren gaat soms of misschien zelfs vaak vóór het algemeen belang.”
“Net zo kan dat grote ontwateringskanaal niet doorgetrokken worden. Dat lekker brede kanaal loopt vanaf het Saramaccakanaal, langs het ministerie van OW, achter langs Lalla Rookh, onder de Leysweg, door langs de hoogspanningsleidingen langs de Langatabikistraat te Tammenga.”
“Klopt helemaal. Het is vreemd dat dit afvoerkanaal bij de T-kruising van de Toevluchtweg abrupt stopt. Het moest gewoon doorlopen naar de Kwatta. En het nog gekkere is, dat de ruimte daarvoor nog steeds aanwezig is. Er is een stuk bebost terrein tussen de Normandiëstraat en Moengostraat dat tot de Kwatta loopt.”
“Ik heb me laten vertellen dat dat kanaal daar doorgetrokken moest worden, maar dat het terrein vanwege een boedelkwestie niet kon worden overgenomen door de overheid.”
“Wederom deed men toen alsof de ‘naasting van grond in het landsbelang’ bij wet niet bestond.”
“Maar dan zou dat kanaal stoppen bij de Kwatta.”
“Echt niet. Daar zou een stevige brug komen, net als die bij OW aan de Coppelachstraat. En toen, jaren zestig, zou dat kanaal ongehinderd zijn doorgetrokken tot naar zee, met een pompgemaal aan het eind.”
“Heb je gezien hoe onze pompgemalen er van binnen uitzien?”
“Nee.”
“Laten we de volgende keer een pompgemalentour gaan maken en een sight seeing van de Van Sommelsdijckse kreek en de Viottekreek. Jungle in town”
“Yeah, proost op onze Bigi busi stadstour.”
“Proost.”
“Yes”
Rappa