Reactie op 'Regeringsbesluit, een fictie'
29 Feb 2020, 18:33
foto


Ik had rekening gehouden met een reactie van de bestuurskundige mr. Van der San. Ik had niet verwacht dat hij de discussie zou willen beperken tot degenen die werken met het openbaar bestuur. Dan sluit je nogal wat personen uit en ik herinner mij een uitlating van hem uit juni 2016 in een debat met Gerard Spong:  “Waar haal jij die brutaliteit vandaan om te stellen dat Van der San zich moet onthouden van publieke uitlatingen”.

Hij stelt verder dat ingevolge het Staatsbesluit S.B. 1996 no. 54  (Besluit Vormgeving wettelijke regelingen, staats- en bestuursbesluiten) voor de overheidsadministratie (het bestuursrecht) geen regeringsbesluiten bestaan. Hij meent dat dit begrip “besluit van de regering” een juridische dwaling is geweest, en een fictie, zoals hij in de aanduiding van zijn ingezonden artikel stelt. Die dwaling is dan door de wetgever in de wet vastgelegd, zoals in artikel 148 van de Grondwet en artikel 22 en 24 van de Bankwet. Vervolgens stelt mr. Van der San dat een zogenaamde (benoemings)resolutie in geval van zogenoemde regeringsbesluiten door alle ministers, de vicepresident en de president wordt getekend. Iets waarvan ik ook ben uitgegaan bij een besluit van de regering.

De benaming resolutie wekt m.i. echter bevreemding cq verwarring, omdat volgens genoemd Staatsbesluit S.B. 1996 no 54, in artikel 7, de aanduiding resolutie is bedoeld voor bestuursbesluiten van de president ter uitoefening van een bij een wettelijke regeling aan hem toegekende bevoegdheid. Besluiten van de regering worden in dat Staatsbesluit helemaal niet besproken. Daarna stelt mr. Van der San: “De president tekent geen resolutie namens de regering. Hij is de regering”.  Zoals hij echter zeer goed weet is de president een onderdeel van de regering. Art. 116 lid 1 GW luidt immers:  De president vormt met de vicepresident en de Raad van Ministers de regering.

Wellicht verdient het aanbeveling de gehele regeling van regeringsbesluiten, staatsbesluiten, resoluties en beschikkingen als een onderdeel te regelen in een formele wet, een Algemene Wet Bestuursrecht. Op 18-03-2010  belegde het ministerie van Justitie en Politie een conferentie. Het thema was: “Op weg naar een Surinaamse Algemene Wet Bestuursrecht”. De bedoeling van het ministerie was het startsein te geven voor de bouw van een traject naar zulk een wet. Jammer dat het daarbij is gebleven. In het Surinaams Juristenblad. 2010,1, p. 22 – 31 verscheen over dit thema nog een artikel van mr. L.J.A. Damen. Ik ben het met mr. Van der San eens dat je het gehanteerde adagium uit het bestuursrecht “Wie het meerdere mag, mag ook het mindere” niet kunt toepassen op gekozen functionarissen of organen (ik had dit ook niet beweerd).

Met toestemming van de aan te stellen governor kan volgens mr. Van der San wel worden afgeweken van de in de wet genoemde (maximale) termijn van 5 jaren. Ik voeg daaraan toe dat bij toepassing van dit rechtsadagium er geen strijd mag zijn met (andere) wettelijke rechtswaarborgen. In casu zou ook bij benoeming voor een zeer korte termijn van b.v. zes maanden nog onderzocht moeten worden of de in de Bankwet genoemde taken van de CBvS (o.a. art. 9) niet in de knel kunnen komen en of er bij zo’n korte termijn nog voldoende vertrouwen verzekerd is in de Centrale Bank bij DNA, de financiële markten, de vakbonden (die in Nederland bij de Centrale Bank zijn vertegenwoordigd in een Bankraad) e.d.

Over het Constitutionele Hof valt nog veel te zeggen en is ook al veel gezegd en geschreven en lang niet altijd in de zin zoals mr. Van der San bedoelt.

Mr. Ed van den Boogaard
Advertenties

Friday 26 April
Thursday 25 April
Wednesday 24 April