Toen homo sapiens (de mens) in de bossen van de wereld rondzwierf waren
er geen tegenstellingen tussen bezitters en niet bezitters, tussen kapitaal en
arbeid. Iedereen moest meehelpen om voldoende voedsel voor de groep te
verzamelen. Een vaste woon- of verblijfplaats was er niet. De mens was een
jager/verzamelaar en leefde nomadisch. Met de komst van de agrarische revolutie
ongeveer 12.000 jaar geleden begonnen mensen zich geleidelijk aan permanent te
vestigen in een afgebakend gebied. De jager/verzamelaar begon met het planten
van gewassen en het houden van dieren en evolueerde zodoende tot
boer/veehouder. In de loop der tijden ontstonden er eigendoms- en
bezitsverhoudingen, die uiteindelijk leidden tot vorming van rangen, standen en
klassen. De tegenstelling kapitaal en arbeid was geboren.
Met het ontstaan van de arbeidersklasse tijdens de industriële
revolutie werd de tegenstelling groter en scherper. De tegenstelling
arbeid/kapitaal heeft in de geschiedenis van de mensheid geleid tot veel verzet
en zelfs tot heel grote revolutionaire (maatschappelijke) omwentelingen, zoals
de Franse revolutie van 1789, de Russische revolutie van 1917 onder leiding van
Lenin en de Chinese revolutie van 1949 geleid door Mao Tse Tung.
Vandaag de dag worden de belangen van werknemers in hun strijd voor
lotsverbetering veelal behartigd door tussenkomst van hun vakbonden. Een van de
middelen die vakbond ten dienste staat is het middel van werkstaking. Staking
is nu in vele landen erkend als een legitiem strijdmiddel.
In het jaar 1960 werd in Nederland het stakingsrecht in het befaamde
Panhonlibco arrest erkend. De Hoge Raad (hoogste rechter in Nederland) overwoog
in dat arrest dat staken onder omstandigheden gerechtvaardigd kan zijn, wat
onder meer het geval zal zijn wanneer de omstandigheden in een bedrijf zo
slecht zijn dat werknemers hun werk
redelijkerwijs niet meer goed kunnen uitvoeren.
In Suriname is het stakingsrecht vastgelegd in artikel
33 van de Grondwet, luidende als volgt:“Het
stakingsrecht wordt erkend behoudens de beperkingen die uit het recht
voortvloeien.” Dit artikel
is woordelijk overgenomen in artikel 11 lid 1 van de Wet Vrijheid Vakvereniging
(S.B. 2016 no. 151). De “beperkingen” waarover in het Grondwetsartikel worden gerept zijn
niet uitgewerkt in nadere wettelijke regelingen, maar vinden invulling door
rechterlijke uitspraken. De beperkingen impliceren dat het stakingsrecht geen
absoluut recht is. Hoewel grondwettelijk vastgelegd kan onder omstandigheden
een staking als onrechtmatig worden gekwalificeerd, wat in de rechtspraktijk na
rechterlijke toetsing ook regelmatig gebeurt. De toetsing vindt plaats aan de
hand van in de rechtspraak ontwikkelde criteria. Door de Hoge Raad zijn na het
Panhonlibco arrest in een reeks van arresten toetsingscriteria ontwikkeld die
tegenwoordig als de ENERCAM formule worden aangeduid.
In de
Surinaamse rechtspraak worden zaken eveneens aan de genoemde criteria getoetst.
Veelal vindt een belangenafweging plaats. In de meeste vonnissen is beslist dat
het belang van studenten/scholieren dient te prevaleren boven het belang van
stakende leraren en zijn stakingen onrechtmatig verklaard.
Het recente vonnis van de kantonrechter in het Eerste Kanton van 8
oktober 2019 in de zaak van (wederom) stakende leraren wijkt af van in eerdere
uitspraken gevolgde lijn. De kantonrechter was van oordeel dat benoemingsbeleid
een aan de Staat (lees de minister van onderwijs) toekomende bevoegdheid is en
“geen onderhandelbare arbeidsvoorwaarde” is. Dat bovendien niet gesteld of
gebleken is dat de door minister gevolgde werkwijze “al dan niet van invloed is
op overeengekomen arbeidsvoorwaarden”, aldus de kantonrechter.
Het vonnis wijkt in meerdere opzichten af van de in eerdere zaken
gevolgde redenering. Allereerst baseert de kantonrechter zijn beslissing op
artikel 11 lid 1 van de Wet Vrijheid Vakvereniging en niet op artikel 33 van de
Grondwet, zoals het geval was in voorgaande uitspraken van de Surinaamse
rechter. Voorts wekt de in het vonnis gevolgde redenering de indruk dat artikel
11 lid 1 van de wet Vrijheid Vakvereniging (het stakingsrecht) slechts van
toepassing is indien sprake is van schending van een cao bepaling en/of het
teniet gaan van een bij “collectieve arbeidsvoorwaardenregeling” verworven
recht. De vraag rijst overigens of het handelen van overheidsfunctionarissen
ook niet aan toetsing door de rechter dient te worden onderworpen in zaken
waarin de overheid partij is.
Immers het uitoefenen van bevoegdheden door overheidsorganen is
gebonden aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het verbod
op willekeur, het beginsel van fair play,
het zorgvuldigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het
vertrouwensbeginsel. Indien overheidsbeslissingen leiden tot onwerkbare
situaties op onderwijsinstellingen kan een staking alleszins gerechtvaardigd
zijn. Zowel leraren als leerlingen/studenten hebben belang bij een goede
samenwerking tussen leraren en leidinggevenden op scholingsinstituten, wat
impliceert dat er voldoende draagvlak moet zijn.
Willem Siwpersad
Advocaat
Het volledig artikel kunt u hier downloaden.