Rechten en bevoegdheden kandidaat-notaris-waarnemer
16 Jun 2018, 04:36
foto
Carlo Jadnanansing


In overleg met de redactie van Starnieuws heeft de auteur ter vergroting van de leesbaarheid besloten het artikel in twee delen te splitsen. Het eerste deel bevat de kern van het betoog, terwijl het tweede deel een uitwerking hiervan is en meer bestemd voor juridisch geschoolde lezers of personen die geïnteresseerd zijn in meer gedetailleerde informatie.

door Carlo Jadnanansing

Resumé
Na het recentelijk overlijden van een notaris heeft zich de vraag voorgedaan welke bevoegdheden de kandidaat-notaris als waarnemer van het vacante kantoor heeft. In dit verband zijn er twee meningen naar voren gekomen. De eerste is van Mr. S. Gangaram-Panday, die zegt dat de kandidaat-notaris-waarnemer heel beperkte bevoegdheden heeft. De tweede is van Mr.Dr. C.A. Kraan, die zegt dat ook bij deze vorm van waarneming de kandidaat-notaris-waarnemer alle bevoegdheden heeft van een normale waarnemer.

Het Hof van Justitie heeft bij beschikking de dato 28 februari 2018 de opvatting van Mr. Kraan gevolgd, waardoor vaststaat dat de kandidaat-notaris-waarnemer alle bevoegdheden heeft, dus ook rechtsgeldig akten mag passeren en openbare verkopingen houden. Dit omdat de Wet op het Notarisambt (WNA) slechts één vorm van waarneming kent, die op alle gevallen (verlof, overlijden, defungeren en ontzetting) van toepassing is.

I. Inleiding
In het zojuist verschenen nummer van het Surinaams Juristen Blad (SJB 2018 nr. 1) zijn er twee interessante artikelen verschenen over de waarneming van een vacant notariskantoor.
Het eerste is van de hand van Mr. S. Gangaram-Panday (oud-rechter en oud-docent AdeKUS) en een reactie daarop door Mr.Dr. C.A. Kraan (oud-hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen en auteur van verscheidene boeken en artikelen over het Surinaamse recht). Het verschil van mening spitst zich vooral toe op de bevoegdheden die de kandidaat-notaris-waarnemer van het vacante kantoor heeft.
Het is goed eerst iets te vertellen over de waarneming van een notariskantoor in het algemeen.

Indien een notaris met verlof wenst te gaan, mag hij volgens de wet een notaris of kandidaat-notaris vragen om gedurende een bepaalde periode zijn kantoor waar te nemen. Hiervoor is overigens toestemming nodig van de Procureur-Generaal (P.G.).
De waarnemer is in dit geval bevoegd alle handelingen te verrichten, waartoe de vervangen notaris verplicht en bevoegd was bijv. het passeren van akten en het houden van openbare verkopingen.

In de praktijk komt het echter ook voor dat een notaris komt te overlijden of defungeert (met ontslag gaat, meestal vanwege het bereiken van de wettelijke leeftijdsgrens) of ontzet wordt uit het ambt. In deze gevallen spreekt men van een vacant kantoor, omdat er geen voorziening was getroffen voor de waarneming.

Het Hof van Justitie (HvJ) is in deze gevallen na de P.G. gehoord te hebben, bevoegd op verzoek van belanghebbenden een waarnemer van het vacante kantoor te benoemen. Deze waarnemer moet duidelijk onderscheiden worden van de opvolger van de overleden of gedefungeerde notaris. (1)

II. Het probleem
In de Surinaamse praktijk is het herhaaldelijk voorgekomen dat een waarnemer is benoemd voor een overleden of gedefungeerde notaris. In al deze gevallen hebben de waarnemers alle handelingen verricht waartoe een waarnemer van een notariskantoor krachtens de wet bevoegd of verplicht was.

Recentelijk is notaris Mr. R.B. Manna overleden en bij de waarneming van haar kantoor zijn vragen gerezen over de bevoegdheid van de waarnemer. Dit naar aanleiding van het hiervoor bedoelde artikel van Mr. S. Gangaram-Panday, die tot de gezaghebbende juristen in ons land wordt gerekend. Laatstgenoemde heeft de opvatting geventileerd dat de waarnemer van een vacant kantoor slechts bevoegd zou zijn tot het geven van afschriften en uittreksels van akten verleden door de vervangen notaris. Deze mening baseert Mr. Gangaram-Panday op zijn persoonlijke interpretatie van de WNA (2).

Het belangrijkste argument van Mr. Gangaram-Panday is dat in naam van een overleden of gedefungeerde notaris geen akten gepasseerd kunnen worden. De overleden of gedefungeerde notaris kan namelijk zelf geen akten meer passeren en daarom zou zijn waarnemer dat ook niet kunnen.

Vermeldenswaard is dat deze laatste opvatting in strijd is met de geldende praktijk, niet alleen in ons land, maar ook in Nederland en de voormalige Nederlandse Antillen. Bovendien wijkt deze opvatting ook af van hetgeen alle Nederlandse handboeken leren. Het daarin gestelde is krachtens onze wetsgeschiedenis ook voor ons land van toepassing.

Het heeft daarom bevreemding gewekt dat Mr. Gangaram-Panday meer dan anderhalve eeuw na de inwerkingtreding van de WNA behoefte gevoeld heeft met een afwijkende opvatting te komen.

In zijn artikel waarvan afschriften naar het SJB en enkele andere personen en instanties werden gezonden, heeft Mr. Gangaram-Panday zijn standpunt met zoveel verve en stelligheid weten te verdedigen dat hij medestanders heeft gekregen o.a. in de persoon van de P.G. Laatstgenoemde heeft bij schrijven de waarnemer (Mr. K.B., kandidaat-notaris) gesommeerd geen akten te verlijden, maar slechts afschriften en uittreksels af te geven. Tegen dit bevel van de P.G. is Mr. K.B. in beroep gegaan bij het HvJ als tuchtcollege, hetgeen ertoe geleid heeft dat het HvJ een voorlopig oordeel gaf waarbij dit rechtscollege het klemmende beroep van de P.G. om geen akten te verlijden, heeft opgeschort.

Hierdoor kon de waarnemer verder gegaan met het passeren van akten en houden van openbare verkopingen. Het klemmende beroep van de P.G., gebaseerd op de mening van Mr. Gangaram-Panday, heeft desondanks de beroepsuitoefening van de waarnemer ernstig geschaad, omdat met name de banken bevreesd waren om opdrachten naar hem te sturen. Dit heeft grote inkomstenderving voor het notariskantoor veroorzaakt.

In zijn reactie bestrijdt Mr. Kraan in navolging van alle auteurs op dit gebied, de mening van Mr. Gangaram-Panday. Het belangrijkste argument van Mr. Kraan is dat de waarnemer zijn bevoegdheid niet ontleent aan de notaris wiens vacante kantoor hij waarneemt. Die bevoegdheid heeft hij namelijk krachtens de wet.
Met andere woorden de waarnemer neemt de ambtelijke taken van de notaris waar, die verbonden zijn aan de standplaats of aan het kantoor van de overleden of gedefungeerde notaris.

Indien iemand notarieel recht gaat studeren, wordt hem door de docent in de inleidende colleges gewezen op het hybride (tweeslachtige) karakter van de functie van de notaris.

Enerzijds is de notaris openbaar ambtenaar en wordt hij als zodanig door de President (in Nederland door de Koning) benoemd. Anderzijds is hij een vrije ondernemer die voor zijn eigen inkomsten moet zorgen. Indien een notaris overlijdt of defungeert, is de vrije ondernemer er niet meer, maar het ambt alszodanig bestaat nog en moet in al zijn volheid worden waargenomen. Dit onderscheid wordt blijkbaar door Mr. Gangaram-Panday over het hoofd gezien, waardoor hij tot zijn creatieve maar onjuiste opvatting is gekomen. (3)
Onder aanhaling van de gangbare literatuur op dit stuk, waarbij Mr. Kraan benadrukt dat de Surinaamse en Nederlandse Notariswet op dit stuk identiek aan elkaar zijn, toont hij aan dat de opvatting van Mr. Gangaram-Panday niet houdbaar is.
Anders dan Mr. Gangaram-Panday stelt Mr. Kraan (conform de heersende mening) dat er niet twee soorten waarnemingen zijn, maar dat de wet slechts één soort kent, geregeld in de artikelen 16 e.v. WNA. (4)

III. Opvatting van het HvJ (als tuchtcollege) In zijn beschikking d.d. 28 februari 2018 heeft het HvJ de heersende opvatting op dit stuk, zoals o.a. weergegeven in het artikel van Mr. Kraan, gevolgd en daarmede de opvatting van Mr. Gangaram-Panday geheel naast zich neergelegd. (5)
Het Hof concludeert dat voor de kandidaat-notaris-waarnemer de normale waarnemingsregels gelden (6), en hem bij zijn aanwijzing geen beperkingen zijn opgelegd, zodat hij zich bij de waarneming dient te gedragen naar hetgeen in die bepalingen is bevolen.

Uit het voorgaande volgt dat cliënten zich niet ongerust behoeven te maken over door de kandidaat-notaris-waarnemer gepasseerde akten. De rechtsgeldigheid van deze akten, voorzover betwist, is met de beschikking van het HvJ vast komen te staan.


IV. Conclusie
Het gezegde ala ogri e tya wan bun is ook op het onderhavige geval van toepassing.
De opvatting dat de waarnemer van een vacant kantoor slechts beperkte bevoegdheden zou hebben, is als het ware uit het duister de Surinaamse juridische lucht in geschoten.
Veel beroering is daarvan het gevolg geweest. Een juridisch proces welke gelukkig slechts enkele maanden heeft geduurd, is hiervan het gevolg geweest.
Het Surinaamse notariaat dat weinig in het nieuws komt heeft zelfs buiten onze landsgrenzen de aandacht getrokken. In Suriname was er door het artikel van Mr. Gangaram-Panday onzekerheid ontstaan met betrekking tot de bevoegdheden van de kandidaat-notaris-waarnemer.

Het HvJ heeft echter in zijn beschikking van 28 februari 2018 een oordeel gegeven conform de geldende opvattingen in de Nederlandse literatuur en de Nederlandse en Surinaamse praktijk gedurende meer dan anderhalve eeuw.
De klacht van de PG tegen de kandidaat-notaris-waarnemer werd ongegrond verklaard.

Hiermede is het pleit over de rechten en bevoegdheden van de kandidaat-notaris-waarnemer van een vacant kantoor in ons land voor eens en voor altijd beslecht. Volgens het HvJ mag de kandidaat-notaris-waarnemer alle handelingen verrichten waartoe een waarnemer volgens de wet bevoegd is.
De poging van Mr. Gangaram-Panday om het Surinaamse notariaat te verrijken met een tweede (beperkte) vorm van waarneming is door het HvJ, om in de notariële sfeer te blijven, gepasseerd!
Waarvan Akte!
pdf-icon.gif Bijlage_bij_het_artikel.pdf                
Advertenties

Friday 26 April
Thursday 25 April
Wednesday 24 April