Column: Politieke Borrelpraat (PBR) deel 163
25 Aug 2013, 22:00
foto


“Heren, ik drink vandaag alleen sap, ik ben down, mi mati R.H. moet z’n zeventigste verjaardag in detentie vieren.”
“Is z’n eigen schuld, dan had hij die rommel niet moeten meenemen op Zanderij.”
“No tak so, jongoe. Ik ga hem echt missen op de radio.”
“Nu is híj gestuit op Blinde Muren.”
“Ik vond dat boek al zo levensecht; ik denk nu: heeft dat schrijven van dat boek hem in aanraking gebracht met ‘the boys’, of hebben ‘the boys’ door dat boek contact met hem gemaakt.”
“Kan me niet schelen, dit is al de tweede mediapresentator die in korte tijd door de mand valt met die cokka, dat duivels ding!”
“Maar als ik mijn oren zo te luister leg, is het publiek in beide gevallen zeer ontdaan.”
“Maar dat van R.H. vindt men heel erg; velen willen nog steeds niet geloven dat hij het echt heeft gedaan.”
“Ik vind het niet leuk dat jullie mensen hier zo bespreken, ik bedoel: iedereen kan een foutje maken.”
“Ten eerste: het zijn niet zomaar mensen; het zijn publiekstrekkers, mediavoortrekkers, ze zijn gemeenschapsbezit.”
“En ik voeg daaraan toe: dies a no foutje, come on. Al drink je; probeer toch nuchter te denken. Ik bedoel, je komt me niet zeggen dat je even taxfree bent gaan shoppen en toen heeft iemand een zak met coke-snoepjes in je handbagage gedaan.”
“Daarom zeg ik altijd: blijf een oog houden op je handbagage, sluit het goed af. Je paspoort, instapkaart, dat hou je in je zak.”
“En je komt me niet zeggen dat je niet hebt gemerkt dat er opeens een hele zak snoep in je tas was gezet. Altijd die onnozele excuses.”
“Mi mati R.H. taki dat een vriend hem op het laatst, bij het instappen, de zak met gesneden peper met bolletjes gaf.”
“Maar mijn hemel, met al die voorbeelden waar we steeds over lezen in de krant, weet iedereen in Suriname zo langzamerhand toch dat het meenemen van wat dan ook voor wie dan ook riskant is.”
“En waarom noemt hij dan die naam van die vriend niet?”
“Nu draag je, dankzij die vriendendienst, de rest van je al gevorderd leven zo een schande op je naam.”
“Je gaat je vriend toch niet verraden?”
“Eh, keba. Ik noem je naam keihard als je me in zo een rommel sleurt.”
“En als je je kaken stijf op elkaar houdt, dan geef ik jou de nodige ondersteuning. Anders joe dede.”
“Als ik R.H. was, zou ik nu beginnen met m’n tweede roman: ‘Celmuren.”
“Niet cynisch worden over m’n vriend, ik verbied dat.”
“Mooie vrienden heb je. Heeft je moeder je nooit voor ‘die vrienden’ gewaarschuwd?”
“We gaan het moeten afleren om dingen van anderen mee te nemen. Daar maken ‘die boys’ misbruik van.”
“Daarom broadcast ik ook niet rond dat ik op die en die dag met zo en zo een vlucht vertrek. En ik vraag degenen die het op m’n werk of in de familie weten, om dat voor zich te houden, of te zeggen dat ik nog geen plaats heb gevonden of zo.”
“Al zou ik in de geweldigste geldnood zitten, mi no bin doe a rommel dies.”
“Je zou anders piepen als je een driejarig zoontje had die dringend een niertransplantatie moet ondergaan, maar die filantropen die opereren, willen eerst die twintigduizend U$ zien voordat ze het mes erin zetten om je kindje te redden.”
“En krijg je het geld of tenminste de helft terug als de operatie mislukt?”
“Maar die domme excuses van die bolletjessmokkelaars vind ik toch zo, zo.., zo...”
“...toch zo dom, dat heb je al gezegd, zuiplap.”
“Dan heb ik meer respect voor die pater van zeventig die met een kilo of zo in z’n hoge-hakschoen op een vliegveld in de regio wordt gepakt en eerlijk zegt hij dat hij een kinderhuis met verwaarloosde, verkrachte en verstoten kinderen in stand probeert te houden, omdat de donaties zijn weggevallen.”
“Ik geloof er niets van. Ook die viel ten prooi aan die duivelse hebzucht.”
“Maar dat van die subsidies zie je hier toch ook? Met veel moeite betaalt onze overheid de subsidies voor kindertehuizen en zo; ze moeten eerst bijna sluiten.”
“Maar buitenlandse gasten worden wel groots onthaald, en met helikopter van Zanderij naar de stad vervoerd.”
“Moeten we onze gasten dan met een boerkiwagi gaan halen? Hou toch op man!”
“Tuurlijk niet, maar geef die misdeelde kindertehuizen dan eerst hun subsidie en een beter onderdak, zodat ze niet wegens overbelasting in de fik vliegen, en ga dan pas stoeien met ons belastingsgeld.”
“Neks stoeien met andermans geld. Stoei met je eigen geld.”
“Ik ben aan de ene kant wel blij dat na Carifesta meteen die UNASUR-top hier gehouden wordt.”
“Waarom ben je blij? Die hele binnenstad wordt weer omgeleid.”
“Ik ben blij omdat die %$&*-zwervers dan nog een week van de straat gehouden worden.”
“Als men die troep dan twee weken van de straat kan houden, waarom kan dat niet steeds met nog twee weken verlengen? Wat is het grote probleem? Is er daarvoor weer eens geen geld, terwijl er wel 18 miljoen beschikbaar is om mensen hier met lichaamsdelen te komen laten schudden...”
“Eh, no klets, jongoe, er was niet alleen zang en dans, ook literatuur en culinair.”
“Nou, dat buitenlands eten stelde over het algemeen niet veel voor en het was ook duur.”
“Geef het volk brood en spelen...”
“En straks: weer honderden zwervers. Weet je hoe prettig mensen het vinden dat ze nu zonder last, stank en bengelde zwengels uit open broeken kunnen winkelen?”
“Maar die winkeliers die er zo een profijt van hebben, willen geen cent bijdragen om de kosten van die zwerversopvang te helpen dragen; die smijten juist al hun troep, vaak eetbaar voor honden en zwervers, gewoon op het trottoir, en niemand die daar vanwege de overheid wat aan doet.”
“En dan die geveinsde onwetendheid vanuit verantwoordelijke functionarissen, zo van: we wisten het niet dat er rommel op straat ligt en dat de vuiltonnen in de stad niet regelmatig, dus om het uur, worden schoongemaakt.”
“Of zoals een DC heel onnozeltjes verklaart dat ze niet weet hoe mensen in haar district toestemming, vergunning hebben gehad om in een omgebouwde container te wonen. Haar commissariaat verleent die toestemming toch?”
“Onmenselijk erg was dat, hè? Mensen opsluiten en levend willen verbranden.”
“Wat had Prinses Marijke D. gezegd dat we met zulke criminelen moeten doen?”
“Ik hoor haar dat nog zo op een buurtvergadering uitschreeuwen met haar typische kleuterklasjuf-intonatie:’En wat moeten we met zulke mensen doen? We moeten ze dooooooodschieten.”
“Maar dat kan je toch ook niet maken? Er was toen ook veel kritiek op haar uitspraak.”
“Ja, vanuit welke hoek vooral? De hoek van waaruit je iemand laatst hoorde bellen die zei:‘Waarom maken jullie je druk; het zijn toch maar Chinezen.”
“Maar je kan geen kwaad met kwaad vergelden; de doodstraf is geen straf, het is ook moord.”
“En wat is mensen opsluiten en de boel in de fik steken?”
“Dit is geen criminaliteit meer, dit is erger, dit is...is...maffia, een afrekening tussen maffia’s.”
“Ach jij weer met je misdaadscenario’s; je kan ook een boek gaan schrijven.”
“Echt niet. Ik drink op mijn vriend die straks zeventig in de nor wordt.”
“En ik weiger mee te drinken op zulke vrienden.”
“Da tang f’ie. Heren proost.”

Rappa
Advertenties