Een man die wordt verdacht van de uitvoer van 533 gram cocaïne in een postpakket verklaarde deze week tijdens de zitting dat zijn identiteitskaart zou zijn gestolen en dat hij niet degene is die het pakket heeft verstuurd. De verdachte weigerde ook de proces-verbalen bij de politie te ondertekenen, omdat er volgens hem “alleen onwaarheden” in staan.

Tijdens de zitting werd een getuige gehoord, een manager van postbedrijf Pico, die de procedure voor het verzenden van een pakket aan de rechter toelichtte. De getuige gaf aan dat de persoon die het pakket aanbiedt niet per se dezelfde hoeft te zijn als de naam die op het pakket staat. De verdachte hield vol dat hij het pakket niet zelf heeft verstuurd en dat de handtekening op het verzendformulier vervalst is.

De officier van justitie confronteerde hem echter met de handtekening op de verzendopdracht, die overeenkomt met een handtekening die hij eerder bij de politie heeft gezet. De man zou al vier keer eerder zijn veroordeeld voor uiteenlopende feiten.

Kantonrechter Maureen Dayala achtte het strafbare feit wettig en overtuigend bewezen, nam het strafvoorstel van de officier over en veroordeelde de verdachte tot 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, een proeftijd van 2 jaar en een geldboete van SRD 2.500, subsidiair één maand hechtenis.