Zowel de verdachte H.R. als S.R., ontkent de moord op Chanderperkash Chotoe op 7 maart 2024. Tijdens de laatste zitting beschuldigden zij elkaar ervan de man met messteken om het leven te hebben gebracht. In opdracht van ene Dhiradj moesten de mannen eigendomsstukken van een perceel bij het slachtoffer ophalen. Dhiradj en H.R., beiden woonachtig in Nederland, hadden een plan om een onderneming te starten in Suriname.

Volgens H.R. kwam het slachtoffer op een bepaald moment ten val en probeerde hij hem op te trekken. Hij verklaarde tegenover kantonrechter Maureen Dayala dat hij zijn handeling eerder verkeerd heeft omschreven. H.R. zou de man niet in een wurggreep hebben gehouden, maar slechts omhoog hebben getild.

Volgens het obductierapport is de man in zijn woonkamer om het leven gebracht, maar werd zijn lichaam later gevonden in een slaapkamer. De patholoog-anatoom gaf aan dat het, gezien de robuuste bouw van het slachtoffer, niet mogelijk was dat slechts één persoon hem naar een andere locatie zou kunnen slepen. H.R. stelt dat hij in opdracht van S.R. het slachtoffer naar de slaapkamer heeft getild. Officier van justitie Mirella van Dijk confronteerde hem met de inconsistenties in zijn verklaringen, waarop hij antwoordde: “Ik ben ook maar een mens.”

S.R. verklaarde tegenover de kantonrechter dat H.R. hem recent in de strafinrichting zou hebben benaderd om de schuld van de moord op zich te nemen. Hij zou hem daarvoor een voorschot van 5.000 euro betalen. “Ik mocht niemand iets zeggen van de bedreigingen, anders zou ik worden afgemaakt,” vertelde S.R. de rechter. H.R. ontkent met klem dat voorstel te hebben gedaan.

De zaak wordt op 19 augustus voortgezet.