17 oktober: Internationale Dag Uitroeiing van Armoede
17 Oct 2017, 08:24
foto
Kinderen in Haïti worden van voedsel voorzien.


Op 22 december 1992 riep de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, 17 oktober uit tot Internationale Dag voor de Uitroeiing van Armoede. Staten werden hiermee opgeroepen armoede op de agenda te plaatsen en praktische stappen te ondernemen om deze daadwerkelijk te bestrijden. Sinds 1987 wordt deze dag reeds herdacht in Frankrijk. Dit jaar wordt de 30e verjaardag van deze Internationale Dag gevierd. Het thema voor dit jaar is de oproep aan leiders van ontwikkelingsstaten te werken naar 'Agenda 2030' van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling, acties te onder nemen tegen armoedeverval.

Volgens het UNDP verslag van 2016, leven ongeveer 1,5 miljard mensen in 102 ontwikkelingslanden (29% van de wereldbevolking) in multi-dimensionale armoede. In de 47 minst ontwikkelde landen van Afrika, Zuid-Azië en Haïti leven armen in extreme vormen van armoede. Daarnaast lopen 900 miljoen mensen het risico in armoede te vervallen door politieke en economische instabiliteit (burgeroorlog, inflatie) of klimaatsverandering.

Definitie en oorzaak van armoede
Eind 20e eeuw werd armoede gedefinieerd als de afwezigheid van een inkomen of onvoldoende inkomen om te voorzien in de dagelijkse levensbehoefte. Heden is armoede meer dan het ontberen van een inkomen of het niet beschikbaar hebben van voedsel. Armoede houdt ook in de afwezigheid van mogelijkheden (keuzes) voor een essentieel, gezond, creatief vrije levensstandaard, veiligheidsbehoefte, bescherming en angst tot sociale uitsluiting en uitzetting uit huis.

De oorzaak van armoede is de kapitalistische productiewijze, waarbij het productieproces paradoxaal genoeg zowel armoede creëert als opheft. Volgens deze stelling komt armoede voor in zowel ontwikkelingslanden, als in geïndustrialiseerde landen. In de VS leven 38 miljoen mensen onder de armoedegrens. Dit is het gevolg van de ongelijke spreiding van kennis, macht en inkomen maar ook achterstelling en uitsluiting van kansarmen en marginale groepen. Andere opvattingen over de oorzaak van armoede zijn: niet transparant beleid van Staten met als gevolg armoede, verval, conflicten (burgeroorlog), klimaatsverandering en natuurrampen met als gevolg het vluchtelingenvraagstuk.

Het meten van armoede
Daar armoede voornamelijk betrekking heeft op relatieve verschijnselen, kan er ook een absolute inhoud aan gegeven worden bij het meten van de welvaart van de beroepsbevolking die onder de armoedegrens leeft. Internationale maatstaven zijn o.a. het capita per Inkomen (CPI). In de jaren tachtig van de vorige eeuw, werd door de VN het CPI geïntroduceerd om de armoede in een land te meten. Het CPI wordt bepaald door het Bruto Nationaal Product (BNP) van de Staat te delen op de totale populatie. In de jaren negentig werd de 'Purchasing Power Parity' (Koopkracht Pariteit ) maatstaf geïntroduceerd, een alternatieve manier om de koopkracht van twee landen te vergelijken.

In 1993 werd door de UNDP de Human Development Index (HDI) gehanteerd. De HDI determineert of een land ontwikkeld, in ontwikkeling of onderontwikkeld is en of het economisch beleid invloed heeft op de kwaliteit van het leven. Dit houdt in de drie basisdimensies voor menselijke ontwikkeling: toegang tot onderwijs, gezondheidszorg en schoon drinkwater. Suriname staat sedert 2015 op de 97e plaats van de 169 landen op de HDI lijst van de UNDP. Sedert 2010 hanteert de UNDP de 'Multidimensionale Armoede Index' (MPI), een aanvulling op monetaire maatregelen voor de aanpak van armoede. De indicatoren van de MPI zijn: toegang van de bevolking tot gezondheidszorg, educatie en verbetering van de levensstandaard (beschikbaarheid van brandstof, water en elektriciteit).

Voor extreme vormen van armoede hanteert de Wereld Bank sedert 2015 een armoedegrens bij een inkomen van US$ 1,90 per dag. Volgens deze maatstaf leeft 10% van de armen in de wereld onder de armoedegrens, met een dagelijks inkomen van US$ 1,90 in Sub-Sahara, Zuid-Azië, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.

Objectieve- en subjectieve armoede

Armoede heeft een objectieve en subjectieve dimensie. De objectieve armoede gaat uit van minimaal noodzakelijke consumptiepakketten die nodig zijn voor levensonderhoud. Deze wordt de armoedegrens genoemd en vastgesteld door het statistiek bureau. De subjectieve armoede gaat uit van een oordeel van betrokkene zelf: je bent objectief niet arm als je in je basisbehoefte kan voorzien. Iemand die rijk is kan zich arm voelen, zij het in mindere mate. Zo worden armen in de omgeving subjectief geïdentificeerd als bedelaars, daklozen en sociaal behoeftigen. Een moderne vorm van armoede is de sociale armoede. Hierbij vervallen kansarmen en individuen in een isolement van sociale uitsluiting door gebrek aan een relatie netwerk zoals dak- en thuislozen, ouderen, mensen met een beperking en delinquenten.

Gedwongen- en vrijwillige armoede
Het concept armoede maakt ook een onderscheid in gedwongen en vrijwillige armoede. Bij gedwongen armoede proberen kansarmen te overleven door te vervallen tot kinderarbeid, prostitutie en criminaliteit. Het is een wetmatigheid dat verpaupering van kansarmen leidt tot stijging van de criminaliteit. De vrijwillige armoede is gerelateerd aan een cultuur gedrag o.a. tribale (dorp) samenlevingen die in harmonie met de natuur leven. Die worden door de moderne samenleving opgevat als vrijwillige armoede. Vrijwillige armen worden in sommige religieuze leerstellingen geaccepteerd o.a. in de Islam is het betalen van armenbelasting verplicht gesteld.

De armoede in Suriname
Armoede in Suriname is het gevolg van instabiliteit van de economie door inflatie en devaluatie van de munteenheid. Suriname kent geen extreme vormen van armoede. Sedert 2015 is door een inflatie van 60%, devaluatie van 100% en werkloosheid van meer dan 10% het verval in armoede toegenomen onder huishoudens. Armen proberen te overleven in de informele sector, terwijl veel huishoudens afhankelijk zijn van levensmiddelen pakketten en financiële ondersteuning uit het buitenland.

Waarom leeft een groot deel van de beroepsbevolking van Suriname onder de armoedegrens, ondanks de classificatie als 17e rijkste land? Een voorbeeld is het Sultanaat eiland Brunei van Indonesië, rijk aan aardolie en aardgas. De bevolking (400.000 mensen) profiteert van de welvaart door vrije onderwijsdienstverlening en gezondheidszorg, terwijl 46% van de beroepsbevolking een inkomen heeft van gemiddeld US$ 1000 per maand.

17e rijkste land in de Wereld
De Wereld Bank had Suriname in 1995 geclassificeerd als het 17e rijkste land in de wereld, op grond van potentiële reserves aan aardolie, goud, bauxiet en vruchtbaar land. Opeenvolgende regeringen sedert 1995, hebben geen basis gelegd voor duurzame diversificatie van de economie. De classificatie van de Wereld Bank is een fiasco voor Suriname als 17e rijkste land. Steeds sterker wordt het beeld in de 20e en 21e eeuw opgeroepen van een 'falend beleid', volstrekt onmachtig om de potentiële rijkdommen om te zetten in duurzame meerwaarde voor de economie.

In de globaliserende wereld waar ontwikkelingslanden afhankelijk zijn van de export van delfstoffen, is de wereldmarkt prijs kwetsbaar voor de economie. Transnationale Ondernemingen (TNO's) hebben maar één doel: zo snel mogelijk zo veel mogelijk en zo goedkoop mogelijk grondstoffen uit een land weghalen. Het is een economische wetmatigheid dat TNO's de wereldmarkt prijs voor delfstoffen bepalen. Voor ontwikkelingslanden die afhankelijk zijn van delfstoffen export heeft de instabiele wereldmarktprijs macro-economische gevolgen. Volgens het Wereld Bank rapport zijn landen in het Caribisch Gebied (Suriname, Guyana, Dominicaanse Republiek, Jamaica) en meer dan 20 landen in Afrika die afhankelijk zijn van delfstoffen export, economisch niet beter van geworden.

Groeiende economie BRICS en voormalige Derde Wereldlanden
Suriname wordt nog steeds in de literatuur, door ratingsbureaus en in de internationale media geclassificeerd als een Derde Wereldland, in tegenstelling tot voormalige Ontwikkelingslanden landen in de BRICS`s (Brazilië, India, Zuid- Afrika) Rusland en China en 27 voormalige ontwikkelingslanden die op weg zijn naar industrialisatie. Volgens het verslag van de Wereld Bank is er een einde gekomen aan de classificatie van de 'Derde Wereld' voor een aantal voormalige arme landen. Op de lijst van de Wereld Bank en 'Goldman Sachs' (2013) staan de BRICS`s staten en voormalige ontwikkelingslanden zoals Bangladesh (met textiel, industrie, microkredieten van het sociaal kapitalisme), Mexico (met maquiladora assemblage industrie), Indonesië, Nigeria, Turkije en Pakistan die op weg zijn naar industrialisatie. De rol van de BRICS (Brazilië, India en Zuid- Afrika) in de wereldhandel en wereldeconomie betekent het einde van de identiteit, 'Derde Wereld'.

De BRICS Staten transformeren door continue economische groei tot de nieuwe wereld orde (een multipolair wereldorde van economische macht) van opkomende economieën. De reserves van deze Staten waren volgens het verslag in 2013 enorm toegenomen: China $10,3 triljoen, India $ 2 triljoen en Brazilië $2,4 triljoen. Additioneel vormen migranten (in diaspora in Europa en de VS) in de 21e eeuw een belangrijke bron in het onderhoud van handelsnetwerk relaties en stroom van kapitaal (voor investering), technologie en kennis (brain gain) naar het land van herkomst. Stroom van diaspora kapitaal (Remmittances) wordt opgevat als een additioneel ontwikkelingsmodel voor veel ontwikkelingslanden. Volgens statistieken van de Wereld Bank en Western Union is remittances (geld overmaking) groter dan mondiale ontwikkelingshulp die ontwikkelingslanden jaarlijks ontvangen. In 2011 werd $351 miljard aan remittances overgemaakt in vergelijking met $ 133,5 miljard aan ontwikkelingshulp. De twee landen met de grootste remittances stroom in 2013 waren China $70 miljard en India met $60 miljard.

Hein Raghoebar M.Sc.
Advertenties

Friday 26 April
Thursday 25 April
Wednesday 24 April