Hof publiceert beschikking rc zaak-Adhin
23 Nov 2020, 14:55
foto


Het Hof van Justitie heeft vandaag op zijn website de beschikking gepubliceerd van rechter-commissaris (rc) Siegline Wijnhard in de zaak van ex-vicepresident (vp), tevens Assembleelid Ashwin Adhin. Afgelopen vrijdag verklaarde de rc de inverzekeringstelling van Adhin onrechtmatig en gaf het bevel voor zijn onmiddellijke invrijheidstelling. Hiertegen heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep getekend bij het Hof van Justitie.

Het Openbaar Ministerie (OM) verdenkt Adhin en de medeverdachten Vijendra R. en Amien D. dat zij medeplegers zijn van valsheid in geschrifte, verduistering en vernieling van media-apparatuur toebehorende aan de Staat Suriname. De rc stelde dat er “voldoende feiten en omstandigheden zijn gebleken, welke een redelijk vermoeden van schuld opleveren” tegen de verdachte Adhin voor de in het bevel tot inverzekeringstelling genoemde strafbare feiten.

In haar toetsing ging de rc echter een stapje verder dan de schuldvraag alleen. Ze keek ook of de inverzekeringstelling volgens de regels van het procesrecht zijn gelopen. “De verdachte Adhin diende ingevolge de Wet In Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers (S.B. 2001 no. 72) eerst in staat van beschuldiging te worden gesteld.”

Opzettelijk beschadigd c.q. vernield
Adhin heeft in zijn hoedanigheid van vp, de opdracht gegeven aan twee kantoormedewerkers op zijn kabinet om voor hem na te gaan welke (media) apparatuur afgeschreven kon worden. Deze kantoormedewerkers worden gezien als de medeverdachten. Zij voerden de opdracht van Adhin uit en een van hen schreef op 8 juli 2020 de memo ‘afschrijving media equipment’. Adhin keurde dit goed en plaatste zijn handtekening onder het document.

De opdracht van de verdachte Adhin en het opstellen van die memo, hebben plaatsgehad terwijl Adhin nog in functie was en de rc vindt dat “deze behalve onbevoegdelijk” ook mogelijk “valselijk is opgemaakt”. Dit feit kan worden beschouwd als een “gepleegd in de betrekking van zijn ambt”, stelt de rc. De opdracht en de afschrijving vervat in de memo hebben ertoe geleid dat de goederen op één of meerdere momenten zijn verduisterd, “daarna teruggebracht op kabinet van de vicepresident en bleken zij opzettelijk te zijn beschadigd c.q. vernield”.

Reactie raadslieden
De raadslieden van Adhin opperden dat hun cliënt onrechtmatig in verzekering is gesteld, omdat hij onschuldig is. Adhin had geen intentie om de apparatuur bij zich te houden. Er kan niet worden bewezen dat Adhin de apparatuur heeft vernield. Verder zou er ook geen controle zijn uitgevoerd van de apparatuur op het kabinet van de vp, toen een van de medeverdachten alles terugbezorgde. De raadslieden vinden het 'onkan' dat hun cliënt drie maanden hierna van vernieling kan worden verweten.

Maar de rc geeft in haar overweging aan dat in tegenstelling tot wat Adhins raadslieden beweren, de ICT-deskundigen op het kabinet van de vp de media-apparatuur direct na afgifte door een medeverdachte op op 11 augustus 2020 hebben gecontroleerd, en toen bleek de opzettelijke vernieling.

Verklaringen tegenstrijdig
In een van haar overwegingen merkt de rc op “dat de verklaringen van de verdachten tegenstrijdig zijn”. Onderzoek heeft uitgewezen dat de apparatuur anderhalf jaar vóór de afschrijving is gekocht. De medeverdachte was niet bevoegd de memo te schrijven en de afschrijving heeft niet op de juiste wijze plaatsgevonden. Voor de afschrijving van ICT-apparatuur geldt minimaal vijf jaren en voor meubilair minimaal tien jaren.

Adhin verklaarde dat het materiaal geschonken zou worden aan het Doveninstituut, “aan wie hij een pand aan de Nassylaan ter beschikking zou stellen en deze zou doen inrichten met afgeschreven meubilair en apparatuur”. Echter verklaarde de getuige van het Doveninstituut niet op de hoogte te zijn van dit gebaar.

Apparatuur maakt 'wereldreis'
De media-apparatuur werd meegenomen, ‘verduisterd’ vanuit het kabinet van de vp en maakten een kleine ‘wereldreis’. De apparatuur werd op verschillende momenten op verschillende adressen bewaard. De ene keer thuis bij een medeverdachte, die de apparatuur vier dagen thuis hield in opdracht van Adhin. Die bracht de goederen terug naar Adhin, uit vrees voor een politie-inval. De andere keer sjouwde de andere medeverdachte ermee.

Op een bepaald moment haalde een van de verdachte ex-kantoormedewerkers de apparatuur thuis bij Adhin op, die hem een lijst gaf met de afgestane goederen. De verdachte bezorgde alles terug op het kabinet van de vp. De verklaring van Adhin staat haaks hierop: hij wist niet wie de apparatuur vanachter de deur van zijn woning heeft weggehaald. Achteraf vernam hij dat het een van de medeverdachte ex-kantoormedewerkers was.

De raadslieden van Adhin vinden dat hun cliënt in staat van beschuldiging diende te worden gesteld, indien mocht blijken dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan hetgeen hem verweten wordt. Dit omdat de strafbare feiten zouden zijn gepleegd in zijn betrekking van politieke ambtsdrager.

Hoger beroep
De rc verwierp de stelling van het OM dat de wet pas van toepassing zou zijn als er een daad van vervolging zou zijn ingesteld, omdat dit in strijd zou zijn met artikel 140 van de Grondwet, verder geregeld in de Wet In Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers. Het OM heeft vrijdag gelijk hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rc, waardoor de invrijheidstelling is gestuit, en Adhin in voorlopige hechtenis blijft. Van de week zal het hof oordelen in deze zaak.

Adhin en de overige verdachten zijn in verzekering gesteld in het belang van het onderzoek naar strafbare feiten, waarvoor hun voorlopige hechtenis is toegelaten. In deze zaken zijn de ex-kantoormedewerkers Ramon K,  Vijendra R.  en Amien D. op vrijdag 13 november aangehouden en in verzekering gesteld. Bijkans een week later is Ramon K. vrijgelaten. Adhin werd op maandag 16 november aangehouden en in verzekering gesteld.
Advertenties