Verlies Nederlanderschap bij langdurig verblijf buiten EU
13 Mar 2019, 08:32
foto
Prenobe Bissessur


(Aangeboden
Op 12 maart 2019 heeft het Europees Hof van Justitie te Luxemburg een arrest gewezen inzake het verlies van de Nederlandse nationaliteit. Aangezien deze casus ook voor de Surinaamse praktijk van belang kan zijn, gelet op een behoorlijk aantal personen die zowel de Surinaamse als de Nederlandse nationaliteit hebben, heb ik gemeend hier in deze bijdrage kort aandacht te besteden.

Casus
Het Hof heeft de volgende vier zaken ineens behandeld:

1. Tjebbes is op 29 augustus 1984 geboren te Vancouver (Canada) en bezit sinds haar geboorte zowel de Nederlandse als de Canadese nationaliteit. Op 9 mei 2003 is aan haar een Nederlands paspoort afgegeven. Dit paspoort was geldig tot 9 mei 2008. Op 25 april 2014 heeft Tjebbes bij het Nederlandse consulaat te Calgary (Canada) een aanvraag voor een paspoort ingediend.

2. Koopman is op 23 maart 1967 geboren te Hoorn (Nederland). Op 21 mei 1985 heeft zij zich in Zwitserland gevestigd en op 7 april 1988 is zij getrouwd met P. Duboux, die de Zwitserse nationaliteit bezat. Door dit huwelijk heeft Koopman ook de Zwitserse nationaliteit verkregen. Zij bezat een Nederlands paspoort, dat aan haar was afgegeven op 10 juli 2000 en dat geldig was tot 10 juli 2005. Op 8 september 2014 heeft Koopman bij de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Bern (Zwitserland) een aanvraag voor een paspoort ingediend.

3. Saleh Abady is op 25 maart 1960 geboren te Teheran (Iran). Zij bezit door geboorte de Iraanse nationaliteit. Bij Koninklijk Besluit van 3 september 1999 heeft zij tevens het Nederlanderschap verkregen. Op 6 oktober 1999 is aan haar voor het laatst een Nederlands paspoort afgegeven. Dit paspoort was geldig tot 6 oktober 2004. Op 3 december 2002 werd de inschrijving van Saleh Abady in de Basisregistratie Personen opgeschort wegens haar emigratie. Sinds deze datum heeft Saleh Abady kennelijk onafgebroken haar hoofdverblijf gehad in Iran. Op 29 oktober 2014 heeft zij bij de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Teheran (Iran) een aanvraag voor een paspoort ingediend.

4. L. Duboux is op 13 april 1995 geboren te Lausanne (Zwitserland). Zij verkreeg door geboorte het Nederlanderschap wegens de dubbele nationaliteit van haar moeder, Koopman, en verkreeg daarnaast de Zwitserse nationaliteit omdat haar vader, P. Duboux, deze nationaliteit bezat. Aan L. Duboux is nooit een Nederlands paspoort verstrekt. Zij was als minderjarige echter bijgeschreven in het paspoort van haar moeder, dat was afgegeven op 10 juli 2000 en geldig was tot 10 juli 2005. Op 13 april 2013 is L. Duboux meerderjarig geworden. Op 8 september 2014 heeft zij, op hetzelfde ogenblik als haar moeder, bij de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Bern een aanvraag voor een paspoort ingediend.

In alle vier aanvragen heeft de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken de aanvragen voor een paspoort buiten behandeling gesteld, aangezien de personen op grond van artikel 15, lid 1, onder c, en artikel 16, lid 1, onder d, Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) van rechtswege het Nederlanderschap hadden verloren.

De aanvragers hebben vervolgens bezwaar ingesteld bij de minister en beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, maar dat mocht niet baten. Vervolgens hebben zij hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Verlies van het Nederlanderschap bij verblijf buiten de Europese Unie Op grond van de RWN kunnen personen die langer dan tien jaren buiten de Europese Unie wonen, onder bepaalde omstandigheden van rechtswege hun Nederlanderschap verliezen.

Zo gaat het Nederlandschap van rechtswege verloren indien de persoon tevens een vreemde nationaliteit bezit (bijvoorbeeld de Surinaamse) en tijdens zijn meerderjarigheid gedurende een ononderbroken periode van tien jaar in het bezit van beide nationaliteiten zijn hoofdverblijf heeft buiten het Koninkrijk der Nederlanden of de Europese Unie.

De termijn van tien jaren kan worden gestuit door het langer dan één jaar hebben van het hoofdverblijf binnen de Europese Unie, of indien de Nederlandse staat een nieuwe nationaliteitsverklaring, een reisdocument (paspoort) of een Nederlandse identiteitskaart verstrekt. Dan begint een nieuwe periode van tien jaren te lopen.

Hoger beroep bij de Raad van State
De aanvragers hebben bij de Raad van State gesteld dat het verlies van de Nederlandse nationaliteit, in strijd is met het Europees recht. Indien een persoon de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie heeft, dan heeft die persoon ook het Burgerschap van de Unie. Zij stellen dat de Nederlandse wet onevenredig is, omdat zij met het verlies van de Nederlandse nationaliteit, ook het Burgerschap van de Unie verliezen met alle gevolgen van dien.

De Raad van State overweegt (onder meer) dat de wet voorziet in voorziet in een ruime termijn van tien jaar verblijf in het buitenland voordat het Nederlanderschap verloren gaat, waardoor mag worden verondersteld dat de betrokkenen niet langer een band of slechts een zeer zwakke band hebben met het Koninkrijk der Nederlanden en dus met de Europese Unie.

Toch overweegt de Raad van State dat er inderdaad mogelijke strijdigheid kan zijn met het Europees recht. Daarom heeft de Raad prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie, die tot het volgende strekken: is de Nederlandse wetgeving in strijd met de Europese wetgeving, omdat de Nederlandse wetgeving niet voorziet in een toets aan het evenredigheidsbeginsel met betrekking tot de gevolgen van het verlies van de nationaliteit voor de situatie van betrokkene uit het oogpunt van Unierecht betreft.

Europees Hof van Justitie
Het Europees Hof van Justitie stelt dat de Nederlandse wetgeving in beginsel niet in strijd is met het Europees recht. Echter, stelt het Hof wel als voorwaarde dat de bevoegde nationale autoriteiten en rechterlijke instanties kunnen onderzoeken welke gevolgen het verlies van de nationaliteit heeft en dat zij ervoor kunnen zorgen dat de betrokkenen met terugwerkende kracht de nationaliteit herkrijgen.

In dat kader moet per individueel geval worden nagegaan of het verlies van het burgerschap van de Unie, in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel wat de gevolgen ervan voor de situatie van elke betrokkene en in voorkomend geval voor die van zijn gezinsleden uit het oogpunt van het Unierecht betreft.

De Raad van State zal nu met inachtneming van het voorgaande, het hoger beroep van de betrokkenen verder afdoen.

Belang voor de Surinaamse situatie
Ook in Suriname komt het vaker voor dat personen naast de Surinaamse, ook de Nederlandse nationaliteit hebben. In de onderhavige zaak is nu bevestigd, dat de Nederlandse wet, die voorschrijft dat in beginsel het Nederlanderschap in zulke gevallen na tien jaar van rechtswege is verloren, niet in strijd is met het Europees recht. Dit kan, zoals in de bovenstaande casus, al snel en wellicht zonder dat de persoon zich ervan bewust is, geschieden.

Een voorbeeld: een persoon die sedert 1 januari 2005 in Suriname woont en naast de Nederlandse ook een andere nationaliteit heeft, voor het laatst een Nederlands paspoort heeft verkregen op 1 januari 2009, en daarna pas op 2 januari 2019 (na tien jaren) een nieuw paspoort aanvraagt, zal van de Nederlandse staat nul op het rekest krijgen: die is het Nederlanderschap van rechtswege verloren.

Conclusie
Als u in Suriname woont en naast de Nederlandse ook een andere nationaliteit bezit, dan kan deze uitspraak van wezenlijk belang voor u zijn. Het blijft dan ook belangrijk dat u de termijnen in de gaten houdt, maar ook dat u zich regelmatig laat informeren omtrent nieuwe ontwikkelingen in de Nederlandse wet- en regelgeving die voor (het behoud van) uw Nederlandse nationaliteit van belang kunnen zijn.

Paramaribo, 12 maart 2019

Mr. Prenobe Bissessur
prenobe@bissessur.com
Advertenties

Wednesday 24 April
Tuesday 23 April
Monday 22 April