De weg naar een Sociaal Akkoord (deel 1)
09 Aug 2021, 05:12
foto
Marten Schalkwijk


De pogingen van 1986 en 1994

De regering heeft de vakbeweging in juni uitgenodigd om voorstellen te doen om te komen tot een Sociaal Akkoord. Ravaksur heeft medio juli een voorstel ingediend. Hierover wordt verder gesproken. Zowel in 1986 als in 1994 lag er reeds een concept Sociaal Akkoord op tafel, maar het is niet tot een overeenkomst gekomen.

Overlegorgaan Sociaal Akkoord 1986
“Hamsteren, schaarste van goederen en deviezentekorten bleven het regeerteam achtervolgen,” typeert Pherai (2020) de situatie in 1985. De leiding van het land was in handen van het Militair Gezag o.l.v. regeringsleider Desi Bouterse. Er was sprake van enorme begrotingstekorten, die monetair werden gefinancierd, hetgeen de inflatie opstuwde (30,2% eindejaarsinflatie in 1986 en 52,2% in 1987, de hoogste inflatie sinds de onafhankelijkheid). Het tekort op de overheidsbegroting was 26% in 1986 en de overheid gaf het extra geld vooral consumptief uit (Caram, 2007 en Centrale Bank, 1987). Vanwege gebrek aan deviezen (de netto deviezenvoorraad was zelfs negatief in 1986, Financiën 1987) namen de importen af en moesten de meeste importeurs zelf maar zien hoe ze daaraan kwamen. Dit resulteerde in de EA (Eigen Aanbreng) handel die de import domineerde.

Eind 1985 werd het Topberaad ingesteld, waarbij de -tot dan toe verboden- grote politieke partijen bij het beleid betrokken werden. Begin 1986 werd een Overlegorgaan Sociaal Akkoord ingesteld, dat op 3 april een Huishoudelijk Reglement aanbood om het verdere proces voor een Sociaal Akkoord te structureren. Het Overlegorgaan bestond uit vier vertegenwoordigers van de regering, vier van de vakbeweging (Moederbond, CLO, C-47 en PWO) en vier van het bedrijfsleven (ASFA, KVK, NATOS en VSB), terwijl de voorzitter werd aangewezen door het Topberaad.

Op 2 juni 1986 bood het Overlegorgaan een concept-Sociaal Akkoord aan het Topberaad aan. Het concept geeft aan dat “…de ernstige situatie waarin de nationale economie zich thans bevindt, noodzaakt tot het aangaan van een Sociaal Akkoord …. houdende algemene uitgangspunten voor een loon-, prijs- en winstbestemmingsbeleid.” Via het Sociaal Akkoord werd een“…algemene rustperiode ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en prijsontwikkeling in het land overeengekomen voor de duur van tenminste één jaar…” Deze zaken zijn verder uitgewerkt in het concept Sociaal Akkoord, terwijl er ook een lijst met 61 goederen werd toegevoegd waarvoor maximum consumenten-prijzen zouden gelden gedurende een jaar.
Het Sociaal Akkoord is nooit getekend en niet in werking getreden. C-47 had zich teruggetrokken, de Binnenlandse Oorlog veranderde de prioriteiten en de verkiezingen van 1987 begonnen hun schaduw vooruit te werpen.

Het Protocol voor Koopkrachtversterking van 1994
In 1990 vond de kerstcoup plaats. De schuld van de Staat aan de Centrale Bank was in 1981 slechts Sf 67 miljoen, maar eind 1991 bedroeg die Sf 32 miljard. De overheidsbegroting werd door geldschepping gefinancierd en de hoeveelheid geld nam met 22% per jaar toe, terwijl dat in de periode 1957-1980 gemiddeld 11% was. De dekking van de Surinaamse gulden, die in 1981 nog 126% was eind 1991 vrijwel nihil (Caram 2007). De deviezenreserve was in 1991 weer negatief. Dit werkte weer door naar een hogere wisselkoers (officiële koers van Sf 1,77 maar parallelkoers van Sf 16,84 in 1990 en Sf 18 in 1991) en hogere inflatie (31,5% in 1990 en 30% in 1991). Om de financieel-economische situatie aan te pakken werd een Structureel Aanpassings Programma (SAP) uitgevoerd (1992-1994) door de regering o.l.v. president Venetiaan. De relatie met Nederland was weliswaar verbeterd, maar de verdragsmiddelen kwamen niet goed los. Er was veel weerstand tegen het IMF -m.n. vanuit de vakbeweging- en de regering koos voor een zgn. nuloptie. De overheid had echter niet genoeg eigen middelen en nauwelijks deviezen. Het resultaat van die aanpak was een enorme stijging van de parallelkoers (Sf 24,04 in 1992, Sf 62,25 in 1993, en Sf 235,17 in 1994) en hoge inflatie (57,2% in 1992, 224,8% in 1993 en 586,5% in 1994) wat dus resulteerde in enorme prijsstijgingen en verlies van koopkracht.

In januari 1994 werd het Tripartiet Overleg (TO) door de regering-Venetiaan ingesteld. Er was veel voorbereidend werk gedaan door de minister van Arbeid, Reynold Simons, die in 1992 al een nota hierover had geschreven, maar in 1993 aftrad als minister. Het TO zou volgens deze nota “…minstens moeten leiden tot overeenstemming ten aanzien van het loon- en prijsbeleid”. Dr. Jules Sedney werd voorzitter van het TO en ondergetekende werd secretaris. In het Tripartiet Overleg zaten 5 ministers, 5 vakbondsleiders (CLO, Moederbond, C-47, PWO en FAL) en 5 vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (VSB en ASFA). De Algemene Aannemers Vereniging, de Vereniging voor het Nationaal Overleg der Staatsbedrijven en de Organisatie Samenwerkende Autonome Vakbonden kregen een waarnemersstatus bij het Tripartiet Overleg. Het TO was in een positie om besluiten te nemen. Het TO kende ook een Technisch Orgaan met deskundigen die adviezen moesten voorbereiden bijv. nieuwe belastingschijven.

Zelf ben ik in 1994 nauw betrokken geweest bij het opstellen en overleg met alle sociale partners om te komen tot een “Protocol voor implementatie van voorlopige maatregelen inzake Koopkracht-versterking”. De partners waren bezorgd over de hoge inflatie, de monetaire financiering, het gebrek aan deviezen, en de dalende koopkracht. Het Protocol (in feite een Sociaal Akkoord) was bedoeld om te komen tot koopkrachtversterking via gereguleerde aanpassing van lonen, maar ook beheersen van prijzen, betaalbaar houden van een beperkt aantal basisgoederen, en controle op winstmarges. Loonsverhogingen moesten monetair neutraal gefinancierd worden o.m. via verhoging invoerrechten, belastingen, verhoging benzineprijs, obligatieleningen, afstoten overheidsaandelen. Alle partners hadden reeds commentaar op het protocol geleverd, maar tot een finale versie en ondertekening is het niet gekomen. Uiteindelijk was er gebrek aan commitment, aan politieke wil en gebrek aan vertrouwen.

Goed overleg, maar geen Sociaal Akkoord
Het Overlegorgaan Sociaal Akkoord in 1986 en het Tripartiet Overleg in 1994 werden in het leven geroepen te midden van een ernstige nationale economische crisis. Zij hebben in ieder geval bereikt dat de sociale partners -ondanks onderlinge strubbelingen over representativiteit- met elkaar om de tafel zaten en naar elkaar luisterden. De problemen zijn besproken en er zijn ook oplossingen gekomen. Die oplossingen zijn ook (deels) uitgevoerd, maar zonder een formeel Sociaal Akkoord, waardoor het effect beperkt werd en de oplossingen langer duurden.

Marten Schalkwijk

Literatuur
Caram, A.R. (2007): Ontsporingen op weg naar monetaire soliditeit. De drie fasen in het bestaan van de Centrale Bank van Suriname 1957-2007.
Centrale Bank van Suriname (1988): Verslag 1987
Ministerie van Financiën (1988): Financiële Nota 1989.
Pherai, W. (2020): Het constitutioneel bestel van Suriname gedurende de militaire periode 1980-1987.
Schalkwijk, M. (1995): Tripartitisme, oplossingsmodel voor sociale rechtvaardigheid. Bijdrage gedenkboek 25 jaar Ministerie van Arbeid.
Overlegorgaan Sociaal Akkoord (1986): Concept Sociaal Akkoord.
Tripartiet Overleg (1994): Protocol voor de implementatie van voorlopige maatregelen inzake koopkrachtversterking (concept).

Advertenties

Tuesday 23 April
Monday 22 April
Sunday 21 April