De on- of meerwaarde van artikel 140 Grondwet
23 Dec 2020, 04:06
foto
Raymond Sapoen


(Ingezonden)
 
De parlementaire behandeling van de zaak Adhin als gewezen vicepresident ingevolge de Wet In Staat van Beschuldigingstelling Politieke Ambtsdragers (WIPA), heeft slechts een symbolische (partij-) politieke betekenis. De geest van artikel 140 Grondwet die een zogenaamde forum privilegiatum voor hoge bomen schept op basis van hun 'hoogheid' en het vervolgingsmonopolie daardoor in handen legt van De Nationale Assemblee bij het begaan van ambtsmisdrijven, verliest eigenlijk haar waarde.

Bij ambtsmisdrijven gepleegd door (gewezen) politieke ambtsdragers is immers politiek-bestuurlijke dan wel staatsrechtelijke toetsing van de zaak in kwestie doorslaggevend voor het oordeel van het parlement. Daarom is het besluit in handen gelegd van een politiek orgaan. Bij de besluitvorming moet het parlement zoals WIPA stelt "...niet in de gegrondheid van de zaak treden, doch uitsluitend overwegen als strafrechtelijke vervolging het politiek spectrum zal verstoren met alle gevolgen van dien voor het effectief besturen van de maatschappij, dan wel indien het een gewezen politieke ambtsdrager betreft, de maatschappelijke rust ondergraven kan worden." Zo is het heel belangerijk dat conform de ratio van artikel 140 Grondwet vragen worden beantwoord zoals: werd een hoger staatsrechtelijk belang gediend dat de acties van de (ex) bewindsman rechtvaardigde? Is een vervolging opportuun gegeven de gevolgen voor betrokken politicus zelf en gezien de mogelijke impact op het politiek leven?

Als deze overwegingen al een innerlijke beoordeling waren van het parlement, in het openbaar was niets daarvan te merken. De coalitie concludeerde al bij voorbaat dat niet-vervolging juist tegen het algemeen belang zou zijn met een beroep op de trias politica en het rein geweten van Adhin. De oppositie beet als een volleerde rechter haar tanden stuk op juridische onvolkomenheden in de hele opsporingsprocedure en delfde het onderspit zoals verwacht.
 
Waaraan zou Adhin zich hebben schuldig gemaakt?

Blijkens de ten laste legging zou hij zich schuldig hebben gemaakt aan de klassieke (ambts-)misdrijven genoemd in de artikelen 278, 382 en 414 van het Wetboek van Strafrecht die betrekking hebben op valsheid in geschrifte, verduistering en vernieling van goederen. Niet bepaald 'politieke' delicten die onder de beschermingssfeer van artikel 140 Grondwet en de toepassing van WIPA vallen, zou men kunnen redeneren.

Anders is het wanneer het puur politiek-bestuurlijke delicten betreft zoals recent in de artikelen 421 en 421a van het Wetboek van Strafrecht waar uitsluitend een lid van de regering strafbaar is gesteld : ...indien hij zijn ondertekening, medeondertekening of paraaf verleent aan resoluties of beschikkingen of enig ander bestuursbesluit in de wetenschap dat daarmee een wettelijk voorgeschreven procedure wordt overtreden of een wettelijk verbod wordt geschonden”. In de kwestie Adhin is er dus geen sprake van deze categorie misdrijven. Het komt mij niettemin voor dat men in deze gevallen zich gewoon kan houden aan de normale regels van strafvordering en strafrecht waardoor er meer waarborgen zijn dat de openbare mening meer vrede zal hebben met de te wijzen vonnissen.

Toepassing van art 140 Grondwet/WIPA brengt immers geen politiek-bestuurlijke of staatkundige toetsing met zich teweeg terwijl de politieke ambtsdrager in kwestie slechts (langer) het middelpunt van de politieke opschudding blijft en zijn politieke vervolging een claim legt op het politieke debat. Van weinig waarde is artikel 140 Grondwet dus in deze optiek voor de vervolging van de klassieke ambtsmisdrijven begaan door hoge bomen, maar van blijvende waarde bij de vervolging van de typisch 'politiek-bestuurlijke delicten' waar het billijk en wenselijk is dat een rol blijft weggelegd voor de politieke organen als De Nationale Assemblee. Gelet op de memorie van toelichting van WIPA gaat de wetgever er evenwel van uit dat “het niet gaat om de aard van het gepleegde misdrijf maar om de hoogheid van het ambt”.  

Maar zeker is dat het parlementaire vervolgingsmonopolie van dit artikel bewindslieden eraan herinnert dat zij in extreme gevallen ook na hun aftreden ter verantwoording kunnen worden geroepen. Dit heeft voormalig vicepresident Michael Adhin aan den lijve ondervonden.   
 
Mr. Raymond Sapoen

Het volledige artikel kunt u hier downloaden.
pdf-icon.gif Adin_-_vervolging.pdf                
Advertenties