Valutawet opgeschort: aangenomen wet niet zelfde als afgekondigde
06 May 2020, 01:01
foto


Kantonrechter in kort geding Sylvana Bradley heeft gisteren in het voordeel van zes leden van De Nationale Assemblee (DNA) beslist. Zij heeft de toepassing c.q. verbindendheid dan wel rechtskracht opgeschort van de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren (WCVT – kortgezegd valutawet). Dit totdat het “Constitutioneel Hof over de grondwettelijkheid dan wel niet-grondwettelijkheid” en dus de geldigheid ervan beslist. 

De eisers: Asiskumar Gajadien, Riad Nurmohamed, Jitendra Kalloe, Djoties Jaggernath (VHP), Patricia Etnel en Marlon Budike (NPS), bijgestaan door advocaat Gerold Sewcharan dienden op 27 maart een kort geding in tegen de Staat Suriname. Zij stelden dat de valutawet ongrondwettelijk en niet geldig is, omdat dat DNA nooit over de valutawet heeft gestemd. 

DNA-voorzitter Jennifer Geerlings-Simons heeft op zaterdag 21 maart 2020 rond vier uur in de ochtend de stemming van de wet aangekondigd met: “We gaan stemmen over de wet houdende wijziging van de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren S.B. 2012, no. 170”, gaven de eisers aan. 

Aangenomen wet en afgekondigde wet 
De valutawet is dus niet in stemming gebracht en kan dus ook niet zijn goedgekeurd door het parlement. Er is slechts gestemd over de wijziging van de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren. De Staat, vertegenwoordigd door Advocaat Kathleen Kraag-Brandon heeft dat niet ontkend. Het is volgens de rechter dus niet aannemelijk dat de door de president afgekondigde valutawet, een wet is die door het parlement zou zijn aangenomen.

De rechter stelde: “Gelet hierop is het vooralsnog niet aannemelijk dat de aanname met algemene stemmen van de in stemming gebrachte wet op 21 maart 2020 betrekking heeft op de door de president afgekondigde Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren.”
Brandon vroeg de rechter onder meer om de eisers niet-ontvankelijk te verklaren in hun vordering, omdat er “geen sprake is van ongrondwettigheid van de WCVT”. Zij voerde ook aan dat de kantonrechter geen toetsingsrecht toekomt. 

Verschillende initiatiefvoorstellen, één wet aangenomen
Op 24 februari 2020 is er in DNA een initiatiefvoorstel ingediend voor de wijziging van de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012. Op 20 maart volgde een tweede: de initiatiefnemers dienden een wijzigingsnota op het voorstel van 24 februari in. 
Een dag later – in de vroege ochtend van 21 maart dienden zij weer een wijzigingsnota in voor hetzelfde initiatiefvoorstel van 24 februari. Echter werd in deze nota niet meer vermeld dat het om een wijziging gaat van de wet van 2012, maar om de verdere ordening van valutatransacties en het valutaverkeer, een wijziging van de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren. 

Er waren dus verschillende wijzigingsnota’s en het blijkt dat er op 21 maart is gestemd voor de eerste: de wijziging van de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren. Deze wijziging behelst alleen een verhoging van de straffen en boetes bij overtreding van die wet.

Het parlement meldde zelf dat de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren is goedgekeurd met algemene 26 stemmen. Deze wet – waar dus feitelijk niet over is gestemd, niet is goedgekeurd en dus niet bestaat, werd wel doorgestuurd naar de president voor bekrachtiging.

Inhoudelijke relevante verschillen
De nota van wijziging van 21 maart, betrof een heel nieuwe wet. Het was geen wijziging meer van de wet van 2012, zoals oorspronkelijk was beoogd. De gedaagde erkende dat het intitule van het voorstel van 21 maart afwijkt van dat van het voorstel van 24 februari, maar dat die twee ontwerpwetten (van 24 februari en van 21 maart) wel hetzelfde doel nastreven.

De rechter gaf aan dat dit standpunt wel opgaat voor de doelen van de voorstellen van 20 en 21 maart, maar dat er inhoudelijk relevante verschillen zijn tussen die twee. (In het vonnis zijn de tekstdelen van de twee voorstellen geciteerd).
De rechter stelde echter dat zonder de valutawet inhoudelijk te beoordelen, het al in het oog springt dat er geen overeenkomst is tussen deze wet en het voorstel van 24 februari. De rechter stelde dat de gedaagde zelf had aangegeven dat er “ingrijpende en drastische wijzigingen” op het voorstel van 24 februari zijn geweest, die hebben geresulteerd in het uiteindelijke voorstel van 20 en 21 maart.

Beslissing rechter
De parlementariërs gaven aan dat de samenleving de afkondiging van de WCVT niet beschouwt “als een haar dienend belang”. De Staat zei hierover: “het feit dat enkele bedrijven en banken hun deuren gedurende een dag gesloten hebben gehouden voor het publiek” levert geen bewijs voor hun stelling. 

De rechter achtte het “in het algemeen belang dat mogelijk verdere toepassing van de WCVT wordt voorkomen nu vooralsnog de rechtsgeldigheid van de wet niet vaststaat”. Zij besliste conform de (primaire) eis van de parlementariërs. 

Wet Toezicht Geldtransactiekantoren niet ingetrokken of gewijzigd
De rechter ging evenwel niet mee met de andere eis van de DNA-leden, die opschorting of schorsing vroegen van de valutawet totdat de rechter in bodemprocedure over de werking van enkele wetsartikelen heeft beslist. Ze merkte op dat tussen partijen onweersproken is dat “uit de tekst van de WCVT niet volgt noch blijkt dat de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren S.B. 2012, no. 170 is ingetrokken en aldus ongewijzigd en onverminderd van toepassing is”. 

De rechter heeft de valutawet inhoudelijk niet behandeld. De eisers gaven aan dat zij de zaak zullen voorleggen aan het Constitutioneel Hof. Dit hof is bevoegd te toetsen of wetten al dan niet in strijd zijn met de grondwet of verdragen.
Het vonnis in kort geding is uitvoerbaar bij voorraad. Al zou de Staat hoger beroep instellen, de ten uitvoerlegging kan niet worden gestopt.
Advertenties

Wednesday 24 April
Tuesday 23 April
Monday 22 April