Met de
kerstdagen in het zicht nadert het eind van dit jaar. Dan zit het jaar 2019
erop. Politici, politieke
partijen, bedrijven en maatschappelijke organisaties maken de balans op. Wat
waren de voornemens? Wat hebben we ervan gemaakt? Wat zijn de successen geweest,
maar ook welke miscalculaties hebben we gemaakt. Ook in de privésfeer is deze
tijd van het jaar een moment van bezinning. Mijn binding met Suriname is dat ik
daar geboren ben, tot mijn vijftiende jaar in Commewijne heb gewoond en nog
regelmatig met plezier terugkom. Wat mij echter diep raakt, is de puinhoop die
politici creëren, het persoonlijke gewin boven het algemeen maatschappelijk
belang, het jarenlange geklungel rond investeren in human capital, de
gebrekkige gezondheidszorg-infrastructuur en de normverloedering waardoor van
goed voorbeeldig gedrag nauwelijks sprake meer is. Tot op het hoogste niveau baant
men zich in kronkelwegen om wat krom is goed te praten. En daar doen hoog
opgeleide mensen met een stevige intellectueel bagage ook aan mee.
Twee kwesties
In 2019
hebben twee kwesties de Surinaamse gemoederen flink beziggehouden. Of sterker
uitgedrukt: de Surinaamse gemeenschap in twee kampen verdeeld. Het gaat in de eerste plaats om de wijziging van de wet op het
leningenplafond. In de wandelgangen omgedoopt tot de “Abdoelwet”. Deze benaming
duidt ook op iets typisch Surinaams. Een bouwobject, een project, een prestatie
wordt toegeschreven aan de persoon die het initiatief daartoe heeft genomen.
Dat het de regering, de staat of een ministerie is dat verantwoordelijk is voor
de financiering en realisatie wordt gemakshalve vergeten. Ook in andere landen
komt dit fenomeen voor, maar dan heeft het een andere lading. De internationale
airport van Jakarta heet Hatta International Airport. Deze benaming heeft te
maken met het eerbetoon voor de strijd en prestaties van deze persoon. Lelystad
is vernoemd naar Ingenieur Lely die de grondlegger is geweest van het
droogleggen en inpolderen van een stukje zee. En zo zijn er nog vele
voorbeelden.
Een tweede kwestie die de Surinaamse gemeenschap in
2019 ook heeft gespleten is de uitspraak van de Krijgsraad in het 8
decemberproces. De vraag die gesteld kan worden is welke van deze twee bovengenoemde kwesties het meest funest is voor de
verdere ontwikkeling van Suriname?
Historisch rugzakje
De uitspraak
van de Krijgsraad heeft voorlopig een eind gemaakt aan een slepend proces dat de
samenleving al 37 jaar lang in de greep heeft. Bij jaarlijkse
herdenkingsmomenten pieken de tegenstellingen weer op. Dat lees je terug in
beschouwingen of je hoort de pijn en het verdriet doorklinken in toespraken van
nabestaanden. Feit is echter dat persoonlijk leed met de tijd heelt; je vergeet
het nooit, maar het ebt langzaam weg. Maatschappelijk gezien groeit er een
generatie op die de gebeurtenissen niet heeft meegemaakt, zich daar niet of
nauwelijks in heeft verdiept of dat het in de geschiedenisboeken ook geen plek
heeft gekregen. Met als gevolg dat het geen deel uitmaakt van het
‘historisch-rugzakje’ van het land.
Abdoelwet: funest voor de toekomst
Het jaar
2019 kan wat mij betreft getypeerd worden als het jaar van de Wet op de
Staatsschuld, in de volksmond “de Abdoelwet”. Deze wet die goedgekeurd is door
een meerderheid van De Nationale Assemblee zal in de relatief jonge
bestaansgeschiedenis van de Republiek Suriname (net 44 jaar onafhankelijk) de
meest funeste uitwerking blijken te hebben. Geen enkele andere kwestie heeft in
het afgelopen jaar de gemoederen zo hóóg doen oplopen.
Van de
indiener van deze wetswijziging, het DNA-lid Amzad Abdoel, kon de samenleving
niet anders verwachten dan een positieve duiding van de wet. Hij moest immers
in DNA en aan de samenleving iets verkopen dat krom was. Iets dat krom is,
zal je met nog zoveel mooie woorden niet recht kunnen praten. Ik vergelijk de
verdediging van deze wet met een zwangerschap. Je bent óf zwanger óf niet;
je kan niet een beetje zwanger zijn. En zo is het ongeveer met deze wet
gesteld. Het deugt of het deugt gewoon niet. Brede groepen uit de
samenleving hebben gewaarschuwd voor de nadelige gevolgen voor huidige en
toekomstige generaties. Waaronder ondernemersorganisaties, economen van de VES
en de voormalig bankdirecteur van de Hakrinbank. Kern van hun bezwaar is dat
ongebreideld lenen in de nabije toekomst de economie zal ontwrichten, de
geldontwaarding zal doen toenemen en generaties opzadelt met enkele miljarden
aan schulden.
Het kan
daarom niet anders dat de voorstanders van de wet een ander doel voor ogen
hebben gehad. Eén van hun argumenten is dat extra financiële middelen nodig
zijn om projecten uit te voeren. Vooralsnog is het een groot vraagteken om
welke productie-bevorderende projecten het gaat. Elke beleidsmaker weet dat je
in het laatste jaar van een regeerperiode nooit nieuwe projecten zal kunnen
uitvoeren. Dat gebeurt niet in landen die een professionele beleidsplanningscyclus
kennen, een goede infrastructuur en ook de human capital daarvoor hebben. En
dus in Suriname al helemaal niet.
Een professionele beleidsplanningscyclus
leert dat in het eerste jaar van een regeerperiode plannen worden gemaakt en
wet- en regelgeving op orde wordt gebracht. In het 2e en 3e regeerjaar ligt de
focus op uitvoering en in het vierde jaar worden vooral successen geoogst. In
het laatste jaar draait alles weer om de nieuwe verkiezingen. Het is dus
volstrekt onzin dat er extra geleend moet worden om in het laatste jaar nieuwe
projecten uit te voeren. Tenzij met nieuwe “ projecten” wordt bedoeld om nog
een laatste grote “njang” binnen te halen.
Memoires Abdoel
Ik neem u
mee naar het jaar 2040. De heer Amzad Abdoel geniet dan van zijn riante
pensioen dat hij als ex-DNA-lid geniet. Hij zit op zijn balkon van zijn villa
ergens langs de Surinamerivier met een goed glas rode wijn, gemberbier of
markoesa sap te werken aan zijn politieke memoires. Natuurlijk heeft hij dan
ook nog de beveiliging als ex-DNA-lid en nog steeds een auto met chauffeur en
een werelddekking voor ziektekosten. Wat zal deze man dan schrijven over de
wijziging van de Wet op de Staatschuld. Want intussen is bekend dat vele
leningen die zijn wetswijziging mogelijk heeft gemaakt, geleid hebben tot een
miljardenschuld die de republiek Suriname moet aflossen. Omdat het
leningenplafond is opgerekt, hebben opeenvolgende regeringen straffeloos geleend.
De ene lening is genomen om de andere af te lossen. Het geleende geld is gegaan
naar een bodemloze put van prestige projecten en volksfeesten en pakketten om
opeenvolgende verkiezingswinsten te behalen. De zogenaamde productie verhogende
projecten waar de leningen voor bedoeld waren, zijn niet van de grond gekomen.
De reden daarvan was voorspelbaar; het ontbrak het land op dat moment aan de
human capital. Opeenvolgende ministers van onderwijs hebben verzuimd om te
investeren in het onderwijs en een goede onderwijsinfrastructuur.
Daar hadden
de toenmalige politieke machthebbers hun eigen reden voor. Je moet het volk
niet te slim maken; anders gaan ze door hebben dat ze door opeenvolgende
leiders en regeringen belazerd zijn. Geef het volk precies zoveel dat ze net
kunnen overleven. Over de verkiezingen van 2020 schrijft Abdoel in zijn
memoires: "wij hadden we iets briljants uitgevonden namelijk, Het Pakket”;
daarmee konden wij de kiezers paaien".
De beter
opgeleiden hebben voor de toekomst van hun kinderen gekozen om toch maar terug
te gaan naar het koude Nederland. Zij hadden geen zin om op te draaien voor de
hoge schulden die het gevolg waren van de ‘Abdoelwet’. Het effect van de
“Abdoelwet” is geweest dat er onbeperkt geleend kan worden en toekomstige
generaties opgezadeld zijn met een hoge schuld die Suriname de komende 50 jaar
in zijn greep zal houden.
Vanwege de
impact van deze wet op de lange termijn zal het jaar 2019 de geschiedenis
ingaan als het 'Jaar van de Abdoelwet".
Drs S.A. Ramkhelawan
(Werkzaam als Strategisch
beleidsadviseur)