Elias heeft in de periode van grote onzekerheid voor het personeel aan AWB de toezegging gedaan dat ‘het personeel niet in de steek zou worden gelaten’. Van de overgebleven 31 medewerkers zou hij maximaal 16 medewerkers op een gepaste positie op het ministerie of een van de instituten kunnen opnemen. Hiervoor had hij eerst de goedkeuring nodig van degenen die daarmee zijn belast. 

De minister had zijn standpunt op onder meer de volgende argumenten  gebaseerd:

- In de eerste plaats kwamen de medewerkers uit een draaiend zorgbedrijf, waardoor hun kennis, kunde en ervaring goed zou kunnen worden ingezet op een andere werkplek;

- Sociale en maatschappelijke overwegingen, indien medewerkers zonder inkomen uit werk zouden komen te zitten. 

De directie van de zorginstelling heeft in eerste instantie in juni van dit jaar massaal ontslag bij de Ontslagcommissie van het ministerie van Arbeid voor zowel het managementteam als voor de 46 medewerkers aangevraagd. Dit massaontslag is door de Ontslagcommissie afgewezen. 

De AWB heeft de medewerkers technisch bijgestaan bij de Ontslagcommissie en heeft toen gesteld dat indien het massaontslag zou worden gehonoreerd, dit op basis van een sociaal plan zou moeten plaatsvinden. Dit sociaal plan was overigens al in de maand mei 2019 aan de directie van de instelling aangeboden. Nadat het massaontslag was afgewezen heeft de directie gefaseerd eerst ontslag vanwege financieel overmacht bij het ministerie aangevraagd. Dit ontslag is wel door de Ontslagcommissie toegewezen, echter onder de volgende voorwaarden:

- voor elke maand in dienst moest de instelling een maandsalaris aan de medewerkers uitkeren;

- de openstaande AOV en pensioenverplichtingen van de medewerkers moesten ook worden gehonoreerd.

Dit besluit stond in schril contrast met het beëindigingsaanbod dat de directie van de instelling in eerste instantie voor de medewerkers in gedachten had. Uiteindelijk heeft de directie het besluit van de Ontslagcommissie voor de medewerkers die hiervoor in aanmerking kwamen gehonoreerd, echter zonder de wettelijke opzegtermijn aan de medewerkers uit te keren. Hierdoor hebben diverse medewerkers waarmee de arbeidsovereenkomst is beëindigd nog een loonvordering van een maand op de zorginstelling.

De voorzitter van de Centrale van Landsdienaren Organisaties (CLO), Ronald Hooghart, was ook bij het onderhoud aanwezig waar de minister zijn eerder aangehaalde intenties had uitgesproken. Inmiddels heeft Zunder in een recent gesprek met Hooghart afgesproken dat hij in een binnenkort te houden vergadering met de ex-medewerkers van de zorginstelling, hen zal aanbevelen om zich als lid bij deze ambtenarenvakbond aan te sluiten. Deze aansluiting is volgens Zunder goed voor de verbetering van de nog uiterst lage syndicatiegraad van werknemers. Ook het vraagstuk van het plaatsen van de resterende 15 medewerkers die mogelijk nog geen ander werk hebben gevonden, is met de voorzitter van de CLO doorgenomen, zegt Zunder.