Moestadja: 62.382 mensen op betaallijst overheid
26 Jan 2023, 02:57
foto
Assembleelid Soewarto Moestadja maakt een analyse van het ambtenarenapparaat en doet aanbevelingen.


Op basis van data van december 2022 concludeert Assembleelid Soewarto Moestadja dat meer dan 53.000 ambtenaren betaald zijn geworden en dat er 62.382 mensen op de betaallijst staan van de overheid. Moestadja, die minister is geweest van Binnenlandse Zaken, identificeert 8 categorieën landsdienaren en andere categorieën mensen die betaald worden door de overheid. Hij merkte op dat het waterhoofdige overheidsapparaat jarenlang zorgen baart en dat de Personeelswet nu voor de zevende keer gewijzigd wordt.

De landsdienaren, ambtenaren en contractanten zijn mensen met een vaste aanstelling of een arbeidsovereenkomst, legt Moestadja uit. Een tweede categorie zijn er mensen op basis van het verlenen van enkele diensten. Daarnaast heb je mensen die in dienst zijn via de overheid bij gesubsidieerde instellingen. Er zijn ook functionarissen die vanwege gewijzigde beleidsinzichten thuis gezet zijn. Een vijfde categorie betreft mensen die werkzaam zijn buiten het departement dat hen op de betaallijst heeft, bijvoorbeeld via Onderwijs of Binnenlandse Zaken, namelijk de geestelijken. Bij categorie 6 gaat het om juridische constructies die het mogelijk maken dat betalingen verricht worden aan mensen die niet op het werk komen. Categorie 7 zijn de spookambtenaren, dat zijn mensen die wel betaald worden, maar niet fysiek op de werkplek aanwezig zijn. Categorie 8 betreft de langdurige zieke ambtenaren zonder re-integratie- en ziekteverzuimbeleid.

Het is volgens Moestadja van belang om te weten hoe dit alles aangepakt zal worden als de regering gaat voor sanering.
Er zijn ook mensen die worden betaald door omzeiling van artikel 7 van de Personeelswet dat gaat over de vaststelling van formaties. De betalingen aan mensen die niet voldoen aan de definitie van landsdienaar ontstaan onder meer door omzeilen artikel 7. Dat zijn mensen die door favoritisme, nepotisme, patronage, regelarij en friends and family, betaald worden. Tot de betalingen van de overheid kan ook gerekend worden mensen die geld ontvangen vanwege hun lidmaatschap van werkgroepen, commissies, platforms, task forces enz. “Deze mensen kunnen daarnaast ook landsdienaar zijn. Met deze functies krijgen ze vacatiegelden. Conclusie; een gevarieerde samenstelling van functionarissen zonder op de werkplek te verschijnen, onzichtbaar, absent en verzuim vanwege ziekte en thuisgezette personen zonder werkopdrachten. Beide bestanden moeten worden bekeken en gerationaliseerd”, stelt Moestadja.

Deze waterhoofdige ontwikkeling heeft volgens het Assembleelid te maken met het feit dat de overheid wel de tools heeft, maar geen gebruik maakt van de Personeelswet. Een ander probleem is volgens hem dat de overheid ook drie vormen van HRM systemen hanteert. Ten eerste gaat het om een centralistisch HRM systeem zoals de Personeelswet voorschrijft, waarbij Binnenlandse Zaken conform de taakstelling de gidsrol moet hebben. Ten tweede is er sprake van een decentralistisch HRM systeem waarbij de overige departementen zich niet houden aan de richtlijnen van Binnenlandse Zaken. Ten derde is er volgen Moestadja sprake van een politieke accommodatie HRM systeem. “De oorzaken van het waterhoofdige apparaat zijn het decennialang niet naleven van de Personeelswet, het steeds opzij schuiven van de personeelsstop en alle vormen van schending van integriteit en geen goed governance zijdens de overheid”.

Moestadja is niet tegen de sanering, maar is van mening dat dit volgens de regels van de Personeelswet moet gebeuren. Zo wil hij weten of de president reeds het Staatsbesluit heeft geslagen van de sanering waarbij landsdienaren ontslag zal worden verleend. Over het stoppen van de bezoldiging bij verzuim tot registratie, merkt Moestadja op dat dit geen sanctie of tuchtstraf is, maar een rechtsgevolg. Bij een sanctie of tuchtstraf gaat het om disciplinaire  maatregelen zoals waarschuwing, schorsing en ontslag conform Personeelswet art 61 lid 1. Moestadja gaf aan dat volgens het Burgerlijk Wetboek geen loon is verschuldigd voor de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht. Hij vroeg in hoeverre de maatregel van de regering strookt hiermee.

In de wet is opgenomen dat bij eigen verzoek tot vervroegde uitdiensttreding, de landsdienaar een financiële voorziening wordt toegekend. Het verzoek en de financiële voorziening worden door een specifiek door de minister van Binnenlandse Zaken ingestelde commissie beoordeeld. Moestadja wil weten wat de rol is van de Raad voor Personeelsaangelegenheden die bij het kabinet van de president is ondergebracht en niet bij Binnenlandse Zaken. Ook vraagt hij of de regering heeft doorgerekend hoeveel gemist zal worden aan inhoudingen van sociale premies bij een sterke toename van vervroegde dienstverlating.

Moestadja doet een 9-tal aanbevelingen aan de regering om de overheidsadministratie te verbeteren. Hij pleit voor een geautomatiseerd centraal personeel informatie systeem, het oprichten van overheidsorganisatie structuren met formatie principes van doel, taak en organisatie, het stringenter reguleren van aantrekken op geautoriseerde formatie functies in alle rangordes van overheidsorganisatie structuren en een eenduidig formatiebeleid.

Vandaag wordt de behandeling voortgezet waarbij de regering en de initiatiefnemers aan het woord zullen komen.
Advertenties