Ontwikkeling van de offshore oliesector
24 Mar 2022, 16:27
foto


Onlangs is er weer een belangrijke olie-ontdekking gedaan voor de kust. Steeds meer mensen zien daarom de opkomende offshore-oliesector als een nieuwe deur naar de toekomst voor Suriname. Maar de oliesector is niet automatisch een instrument voor economische ontwikkeling.

De Centraal-Afrikaanse subregio (Angola, Kameroen, Congo-Brazzaville, de Democratische Republiek Congo, Equatoriaal-Guinea, Gabon en Sao Tome en Principe) bestaat uit jonge, dynamische olieproducerende landen. De meeste economieën in de subregio zijn sterk ingericht op de productie van ruwe olie. Analyses tonen aan dat natuurlijke hulpbronnen - met name olie en gas - altijd een negatieve invloed hebben gehad op de ontwikkeling van deze landen. Dit komt onder andere door de conflicten die ontstaan door de exploitatie en controle van hun natuurlijke hulpbronnen en de negatieve effecten van deze conflicten op hun economie. Ook heeft de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen negatieve effecten op instellingen en bedrijven van de landen.

De ontwikkeling van de olie-industrie in Centraal-Afrika ging gepaard met inflatie. De olieproducerende landen hebben zwakke economieën en konden de plotse en massale injectie van ‘petrodollars’ niet aan. De inflatie zorgt voor verlies aan internationale concurrentiekracht en inkrimping van de lokale industrie. De olie-industrie zorgt verder voor sociale onevenwichtigheid, waarbij de heersende klasse of een kleine groep op het hoogste niveau in de olie-industrie alleen profiteert van de oliemeevaller. Deze situatie zorgt bovendien in sommige landen (al decennia lang) voor politieke instabiliteit.

Het overheersende aandeel van olie-inkomsten in de economie stelt de landen bloot aan de volatiliteit van de olie-inkomsten (extreem snelle prijsveranderingen van ruwe olie). In 1998 waren in Gabon ernstige economische onlusten na de ineenstorting van de prijs voor ruwe olie. In dat jaar daalde de prijs van een vat ruwe olie tot US$ 10 na een piek van US$ 40 aan het begin van de jaren negentig. Gabon stelde toen noodgedwongen haar begrotingsramingen drastisch naar beneden bij. Dit beïnvloedde haar investeringsprogramma negatief en droeg bij aan vergroting van de schuldenlast van het land.

De ontwikkeling van de olie-industrie heeft geen positieve invloed gehad op de rest van hun economie. De landen zijn overweldigd door urbanisatie en galopperende verstedelijking. Daarbij zijn plattelandsgebieden verwaarloosd ten gunste van stedelijke gebieden die kansen lijken te bieden om te profiteren van de oliemeevaller, uiteraard ten koste van de landbouw en de voedselvoorziening. De ontwikkeling van de olie-industrie heeft ook corruptie, die instellingen en bedrijven in toenemende mate ondermijnt, sterk in de hand gewerkt.

Overeenkomsten voor exploratie- en ontwikkelingsoperaties komen uiteindelijk alleen buitenlandse oliemaatschappijen ten goede. Als houders van mijnbouwrechten hebben de landen noch de financiële middelen noch de expertise opgebouwd om deze operaties uit te voeren. Ze ontvangen slechts royalty's, belastingen en/of exportheffingen zonder enige controle over olieproductie en productiekosten. De accumulatie van kapitaal als gevolg van de exploitatie van hun koolwaterstoffen vindt dus elders plaats, met name in de landen van herkomst van de oliemaatschappijen.  

In Centraal-Afrika is de oliesector dus geen instrument voor economische ontwikkeling geweest. De vraag voor Suriname is dan ‘hoe’ deze tendens te minimaliseren, zodat de oliesector daadwerkelijk bijdraagt aan economische groei. De ontwikkeling van de Surinaamse offshore-oliesector dient gebaseerd te zijn op integratie in de nationale economie. Andere onderdelen van deze strategie zijn duurzame investering van de olie-inkomsten en de ontwikkeling van niet-olie sectoren.

Deze strategie houdt verder rekening met:
(1)  Ontwikkeling van een ‘downstreamsector’ om de olie-inkomsten te maximaliseren en om te voorzien in de eigen energiebehoefte. De ‘downstreamsector’ is de raffinage van ruwe aardolie en de verwerking en zuivering van ruw aardgas, evenals de marketing en distributie van producten die zijn afgeleid van ruwe olie en aardgas.
(2) Versterking van de eigen technische expertise op het gebied van olie en gas, met name door de betrokkenheid van eigen instellingen en bedrijven bij onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
(3) Blijvende inspanningen om duurzame ontwikkeling te financieren. Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.
(4) Instelling van mechanismen die de effecten van de volatiliteit van de olie-inkomsten minimaliseren. Bijvoorbeeld door ‘petrodollars’ te investeren in ‘sovereign wealth funds’ (staatsinvesteringsfondsen).
(5) Effectieve controle van de oliesector.

De opkomende offshore-oliesector kan vroeger of later leiden tot een overheersing van de economie door de olie-inkomsten en bijgevolg, zoals in de Centraal-Afrikaanse subregio het geval is, de verwaarlozing van andere economische sectoren. Voor de ontwikkeling van de offshore-oliesector dient geleerd te worden van de fouten van de olieproducerende landen in Centraal-Afrika. Suriname kan het zich niet veroorloven om ze allemaal te maken.

Vincent Roep
Advertenties